vrijdag 13 mei 2016

"Ellendig gekerm van menschen en beesten"

...kaart van Drunen en Langstraat in de 18de eeuw...
In 1794 belegerden Franse Revolutionaire troepen de Langstraat in Staats-Brabant en daarmee het dorpje Drunen. Bonifacius Beerenbroek, in die tijd pastoor van het dorp, vertelt ons in zijn dagboek onder andere over hoe hij de belegeringen, ontmoetingen met Franse soldaten, plunderingen en overstromingen in de jaren 1794-1795 heeft beleefd.

Al vrij snel na de komst van de eerste Franse troepen kwam Beerenbroek erachter dat het geen gezellige tijd zou worden. Op 24 februari 1794 plunderden vijf soldaten het huis van de pastoor. ‘In een kwartier uurs was er geen hoekje, (…) alle de vertrekken, zolder of kerk, dat niet doorsnuffelt was.’ De schade viel gelukkig mee, met name met het oog op twee nieuwe plunderingen die later op de dag en de daaropvolgende morgen zouden plaatsvinden.

Na de eerste van de twee invallen herkende Beerenbroek zijn huis niet meer: ‘kelders, kamers, alles ledig; gebrokene flesschen en potten, vuiligheid verspreid onder en boven.’ Om zeven uur ’s morgens begon de volgende roof, die tot vier uur ’s middags duurde. De dieven vonden een verscholen kelder en namen zo’n 300 flessen wijn mee, ‘zoo dat er niets meer te vinden was, en ik gerust met open deuren kon slapen,’ aldus Beerenbroek.

Na de overname van ’s-Hertogenbosch door de Fransen in oktober kregen Beerenbroek en de andere inwoners van Drunen het nog zwaarder te verduren. De boeren in Drunen moesten een groot aantal paarden en karren afstaan, en doordat de waterwegen richting Holland waren afgesloten door middel van een dijk, ontstond er al snel een gebrek aan onder andere koffie, zeep en zout. Het weinige voedsel en drinken dat men in Drunen had, werd voornamelijk opgekocht door de Fransen. Het waren zware tijden voor de Brabanders.

Toen de Fransen in januari 1795 Drunen hadden verlaten, waren die zware tijden nog niet voorbij. De Drunenaren hadden de pech dat binnen een week tot drie keer toe de dijken doorbraken. ‘Ellendig was het gekerm van menschen en beesten,’ laat Beerenbroek weten. In zijn eigen verblijf stond het water een halve meter hoog en ‘Den drift was zoodaanig, dat het houtwerk van de achterkeuken, door de binnen keuken, gang en sacristie dreef.’

Pastoor Beerenbroek heeft fragmenten van enkele lastige jaren uit zijn leven vastgelegd in een dagboek, een fenomeen dat ter herinnering wordt geschreven. Nu er meer dan twee eeuwen later nog steeds uit zijn dagboek kan worden gelezen, is dat doel in ieder geval bereikt.

Geschreven door: 
Jurian ter Horst

Vind je dit interessant? Lees dan ook: 
Kijkje in kerkelijke archieven
- Kapelaan achter de tralies

De beste verhalen via e-mail ontvangen?









Geen opmerkingen: