dinsdag 2 maart 2010

Intriges op de Citadel


'Blijft er maar af en scheerd ouw naar de blixem toe, alles wat er aan bederft is immers voor myne rekening'. Deze woorden krijgt H. van Ingenraay ergens tussen april en september 1813 naar zijn hoofd geslingerd, wanneer hij het nieuwe touwwerk van zijn meester A. van Zelst probeert af te dekken tegen de plenzende regen waarin het ligt te bederven.

De touwen werden gebruikt voor het omhalen en verslepen van bomen op de wallen van de Papenbril, ofwel de Citadel. Daartoe was aannemer A. van Zelst aangesteld door de Commandant der Fortificatiën te Maastricht. Hij was ook verantwoordelijk voor al het timmerwerk dat op het fort moest worden uitgevoerd. Gelijktijdig werd J. Zimmerman aangesteld als aannemer voor het metselwerk. En daarmee begon de ellende.

Zimmerman, een vriend van de Fransen en in het bijzonder van Berlier, de bevelvoerende commandant der genie, wist Van Zelst binnen de kortste keren via intriges in ongenade te doen vallen en al in april weg te werken. Hij zette ook de opzichters aan de kant, zodat hij zelf timmerman, metselaar, opziener, betaalmeester en zelfs commandant van de genie was in plaats van Berlier, die 'zijn vermaak met de vrouwen nam'.

Zo staat het in elk geval te lezen in de brief van twaalf kantjes die Van Zelst op 1 juni 1814 schreef aan de gouverneur van de provincie, nadat de Fransen definitief vertrokken waren. In die brief legt hij omstandig uit hoe Zimmerman hem en zijn arbeiders ook na april nog dwars zat, zijn gereedschap gebruikte, daar zo onzorgvuldig mee omsprong dat het kapot ging, geen enkele huur of schadevergoeding betaalde en voortdurend uit was op zijn eigen belang. Ook vertelt Van Zelst hoe hij bijna een jaar eerder, op 23 juni 1813, zijn beklag deed bij de Franse prefekt, die zich echter niet wilde inlaten met de zaak en hem doorverwees naar de miliaire autoriteit: Berlier!

Het verhaal gaat verder. Via via wordt de Directeur der Fortificatiën uit Maastricht ingeschakeld en in september komt er eindelijk een onderzoek. Van Zelst krijgt gelijk en Zimmerman moet het gereedschap onmiddellijk teruggeven tegen betaling van huur en vergoeding van de schade. Maar deze, liever 'rijk dan zalig' zoals hij zelf zegt, geeft slechts een deel terug, probeert Van Zelst andermans slechte gereedschap in de maag te splitsen en dwingt een knecht van Van Zelst tot het ondertekenen van een vals ontvangstbewijs. En zo gaat het maar door. Tenslotte probeert Berlier hem met f 100,- af te kopen.

Bij zijn brief aan de gouverneur voegt Van Zelst twee afleveringen van het (Staatkundig) dagblad van de Monden van de Rijn. Daarin wordt zijn verhaal ondersteund en in een breder verband geplaatst: dat van een laffe prefekt die niet op kan tegen een roofzieke militaire commandant en een intrigant die van de situatie profiteert.

Of van Zelst uiteindelijk genoegdoening gekregen heeft, blijft helaas onbekend. De gouverneur verwijst hem door naar de burgerlijke rechtbank en daar loopt het spoor (voorlopig?) dood.

Foto: Protest van aannemer A. van Zelst, 1814

Geen opmerkingen: