maandag 18 november 2013

Bijzondere vrouwen: Maria van Hout

Sacramentsdag 1531 (8 juni) betekende een ommekeer in het leven van de godvruchtige Maria van Hout, begijn in het Oisterwijkse begijnhof Bethlehem. Zij kreeg een visioen en dat maakte haar tot een vastberaden vrouw met een godgegeven missie om zondaars en afvalligen tot God terug te brengen. 

Betlehem was een klein begijnhof van acht à negen bewoonsters, dat rond 1440 was ontstaan. Maria van Hout is daar vermoedelijk in het begin van de zestiende eeuw ingetreden, maar aangezien we niet precies weten wanneer en waar ze is geboren, blijft dat enigszins giswerk.

We weten wél iets van haar geestelijk leven door de brieven die zij schreef aan haar biechtvader, de Oisterwijkse pastoor Philippus van Hosden. Aangezien deze ook koorheer was van de Sint-Gertrudisabdij te Leuven, was hij vaker niet dan wel in Oisterwijk, wat de correspondentie verklaart. Vóór 1531 laat Maria zich in haar brieven kennen als een weifelende, onzekere vrouw, die niets durfde zonder uitdrukkelijke toestemming van haar biechtvader. Na haar visioen veranderde dat.

Zij schreef enkele traktaten die indruk maakten op bezoekende geestelijken, zoals vertegenwoordigers van het kartuizerklooster St. Barbara in Keulen. Zoveel indruk zelfs, dat de prior van deze Keulse kartuize Maria en twee van haar medezusters uitnodigde om naar het Keulse klooster te komen. Maria zou ook daadwerkelijk naar Keulen gaan, maar pas in 1545. Voor die tijd was zij “meesteres” (mater) van het in 1539 geheel vernieuwde Betlehem.

Maria moet een vrouw geweest zijn die in haar medemensen warme, vriendschappelijke, gevoelens kon opwekken. De bekende theoloog en jezuïet, de later heilig verklaarde Petrus Canisius, sprak haar bijvoorbeeld aan met “mijn allerliefste moeder”. Maria had een zwakke gezondheid en leed veel pijn, zeer waarschijnlijk als gevolg van de stigmata die zij had gekregen: ze droeg op haar lichaam de wondetekenen van Christus. In enkele brieven spreekt zij over pijnen in hoofd, handen en voeten, waarbij bijvoorbeeld haar hoofd aanvoelde alsof er een doornenkroon op werd gedrukt. Na een langdurig ziekbed overleed zij op 30 september 1547 te Keulen. Ze werd begraven in de Mariakapel van de kartuize. Bij opgravingen in 1920 is wel de grafplaat teruggevonden, maar niet het graf zelf. Lees de uitgebreide biografie door H.A.F. Lenting op Thuis in Brabant of die van Kees Kuiken in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.

Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- het hele verhaal hierover op onze website
- Heilige Non van Oirschot

Geen opmerkingen: