vrijdag 22 januari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...stroperij gebeurde in de 19de eeuw heel veel...
Stroperij was aan de orde van de dag. Niet minder dan 6.612 keer moest tussen 1811 en 1930 een man of vrouw uit het noordoosten van Brabant zich bij de rechtbank in Den Bosch melden omdat hij of zij werd verdacht van stroperij. Van het stiekem vangen van hazen en konijnen in het bos van een ander. Dat was dus gemiddeld een keer per week.

Dit zijn alleen de gevallen waarin iemand betrapt werd en voor de rechter werd gebracht. Het daadwerkelijk aantal gevallen van stroperij lag natuurlijk vele malen hoger. Waarom werd er zoveel gestroopt? Het was vooral de armoede die mensen ertoe dreef in het bos van de adel en de gegoede burgerij op zoek te gaan 
naar een extra stukje vlees. En wie weet, misschien een beetje de spanning…

Daags na kerstmis 1853 slopen Hendrik Arts uit Cuijk, tolgaarder van beroep, en zijn maat Johannes van Cuijk, in het dagelijks leven timmerman, door het bos ten zuiden van Cuijk, ter hoogte van Sint Agatha. De Grote Padbroek, zo werd het landgoed genoemd. Het was particulier bezit, mogelijk toen nog van de familie Van Sasse van Ysselt uit Boxmeer.

De tolgaarder, iemand die langs een van gemeentewege aangelegde grindweg geld (tol) vraagt aan passanten, en zijn compagnon hadden een aantal zakken bij zich en een fret. Dat diertje werd het hol van een konijn in gejaagd terwijl de andere openingen met een zak werden afgesloten. Een zeer effectieve manier om konijnen te vangen. Ze bleven nog leven ook, want als je ervoor zorgde dat de fret van tevoren had gegeten, bleef ie van het konijntje af.

Drie maanden later stond timmerman Van Cuijk in Den Bosch voor de rechter. Hij en Arts waren die bewuste nacht door de veldwachter tijdens het stropen betrapt; Arts was echter niet komen opdagen. Het tweetal werd ervan beschuldigd zonder toestemming van de eigenaar van het bos konijnen te hebben gevangen. Klopt niet helemaal, zei de timmerman. „Een kennis van me had wel toestemming en die heeft mij de fret uitgeleend om in dat bos konijnen te vangen. En Arts ging gewoon mee om te kijken.”

De rechters geloofden er niets van en verklaarden de twee schuldig aan stroperij. Zakken, konijnen en fret kwamen aan de staat toe en de stropers moesten elk 10 gulden boete betalen. Of zeven dagen de cel in. De proceskosten, 8 gulden en 30 cent, kwamen ook voor hun rekening. De thuisgebleven tolgaarder had er beter aan gedaan wél naar Den Bosch te komen. Nu kwam de deurwaarder uit Boxmeer het vonnis thuis afleveren. Inclusief de rekening daarvoor: 3 gulden en 16 cent. Dat was een duur uitstapje geweest in de Grote Padbroek.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Postuum BN'er Jan van der Pas
Zichtbaar gezag

De beste verhalen via e-mail ontvangen?





Geen opmerkingen: