Posts tonen met het label Geurt Franzen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Geurt Franzen. Alle posts tonen

vrijdag 4 maart 2016

Vals geld op de kermis in Oploo

Een tweemarkstuk uit 1877 met de afbeelding van de Duitse keizer

Josephina Erkes (29) heeft in de rechtszaal een baby van een paar maanden oud op de arm. Het kind is in de gevangenis, tijdens voorarrest, geboren. Het is haar zwaar te moede, op de vragen van de rechter geeft ze geen antwoord. Het maakt niet uit, de rechter is er snel van overtuigd dat zij het was die op 6 en 7 oktober 1895 de valse munten op de kermis in Oploo heeft uitgegeven.

De bewijzen zijn overduidelijk, de verklaringen van de getuigen glashelder. Resterende valse munten zijn door de gewaarschuwde brigadier Baarts aangetroffen in de portemonnee van haar man, Adriaan Verstegen (29). Duits geld: stukken van 1 en 2 mark uit 1877 met de beeltenis van de Duitse keizer. De vrouw voldoet aan de beschrijving van de kermislui: klein, donker haar en blauwe ogen, ronde kin, ovaal gezicht en geheel in het zwart gekleed.

Verstegen heeft de munten zelf gemaakt. Hij is goed met zijn handen. De in Wanroij geboren zoon van een klompenmaker beoefent officieel hetzelfde beroep als zijn vader. Hij woont in Duitsland, in Kempen, vlak over de grens bij Venlo. Zijn vrouw Josephina is een Duitse; zij is geboren in Sankt Hubert, een vlek in de buurt van Kempen.
Verstegen bekent op 21 april 1896 tegenover zijn rechters dat hij de valse munten heeft gemaakt. Waarom? Zijn gezin was in diepe ellende geraakt, zegt hij. Langer dan een jaar was híj, de kostwinner, aan het ziekbed gekluisterd geweest. Hij had zijn huisraad al verkocht om eten te kunnen kopen. Ten einde raad was hij bezweken voor de verleiding en had wat munten gemaakt.

Burgemeester Plum van Kempen, ook aanwezig op de zitting in  Den Bosch, had hoogstpersoonlijk het huisje van de twee onderzocht. In het klompenblok, waarop Verstegen zijn klompen hakte, had hij een verborgen luikje ontdekt. Daarachter had het bewijsmateriaal gelegen: gipsvormen voor het gieten van munten. Plum was niet verbaasd geweest. Verstegen was eerder op valsemunterij betrapt en had al een jaar in een Duitse cel doorgebracht.

De rechters tonen weinig compassie. De valsmunterij zelf wordt zwaar bestraft: Verstegen moet vier jaar de cel in. Het opzettelijk uitgeven van vals geld wordt minder zwaar aangerekend, zijn vrouw krijgt een jaar gevangenisstraf.

Beiden gedragen zich goed in de gevangenis. De man heeft het er moeilijk. De gevangenisdirecteur noteert dat Verstegen lijdt aan 'een zeer gedeprimeerde toestand van het zenuwstelsel.' Twee verzoeken om eerder vrijgelaten te worden, worden door de minister van justitie echter afgewezen. De valsemunter zit de volle straf uit.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een zeeman met Sambeeks kerkzilver
- Boze cafébezoeker steekt drie broers neer

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 26 februari 2016

Een zeeman met Sambeeks kerkzilver

De Sambeekse kerk, waar in 1861 een zilverdief actief was
De Venlose zilversmid vertrouwt het voor geen cent. Het is dinsdag 31 juli 1861. De onbekende kerel die voor hem staat, met een dikke neus en een hoog voorhoofd, biedt wat ongebruikelijke spulletjes te koop aan. 

Zilveren stukjes van een rozenkrans, maar ook een zilveren kruisje en wat plaatjes. Ik trap er niet in, denkt de smid. Hij waarschuwt de marechaussees en die grijpen de kerel in zijn kraag. Al gauw denkt de politie te weten wie ze in hun cachot hebben: de dief van het Sambeekse kerkzilver!

Twee dagen eerder, op zondagmorgen, is het ontdekt. Het zilver waarmee het Lieve Vrouwebeeld in de Sint Jan de Doperkerk van Sambeek wordt opgesierd, is verdwenen. De koster meent dat op zaterdag alles er nog lag, in een glazen kastje bij het beeld, zo zal hij later tijdens de rechtszitting in Den Bosch verklaren. Maar zondag is alles foetsie. Een zilveren kroon van de Madonna zelf en het kleinere kroontje van het kindje Jezus. Plus een verzilverde rozenkrans en wat zilveren plaatsjes die voorwerpen voorstellen, zoals wat hartjes en een hoofd. De gelovigen zijn geschokt. Wie steelt er nu uit een kerk?

Na de arrestatie in Venlo denkt Justitie wel te weten wie de onverlaat was. Cornelis Kuijpers, zo heet de zilverdief die in de Limburgse stad is opgepakt. Hij komt uit Gorinchem, is 25 jaar oud en zeeman van beroep. In Venlo probeerde hij de gestolen goederen te verpatsen, meent het Openbaar Ministerie.

Die laat een aantal getuigen opdraven tijdens de zitting. Zoals de Boxmeerse herbergier bij wie Kuijpers een paar dagen heeft gelogeerd. De zaterdagmiddag waarop de diefstal vermoedelijk is gepleegd, was de zeeman vertrokken uit het logement. Een paar dagen eerder had de herbergier hem over de Sambeekse kerk horen spreken. Ook een getuige uit Sambeek had de vreemdeling met bewondering over het kerkzilver horen praten. De zeeman had navraag gedaan over de kerk. De gereformeerde Kuijpers zou zelfs overwegen om 'Roomsch' te worden.

En wat oordeelt de rechter? Die vindt het bewijs te dun. De verdachte zegt dat hij voor iemand anders, die Venlo niet binnen durfde te gaan omdat hij schulden had, de spulletjes te koop had aangeboden. Omdat er lichte twijfel is of de teruggevonden stukjes wel echt die uit de kerk zijn en omdat er verder geen sluitend bewijs is, wordt de zeeman vrijgesproken.

Vijf jaar later belandt Kuijpers toch nog in de bak. Wegens landloperij. De gevangenisdirecteur noteert in het register dat de gevangene van het gereformeerde geloof is. Toch maar niet Roomsch geworden...


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- "Dorus, Dorus, ge slaat mij dood..."
Een tragische moord in Haps

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




vrijdag 19 februari 2016

Zwerver afgeslacht in schuur in Vianen

De inschrijving van de gewelddadige Poolse zwerfster in het Vluchtoord Uden
Midden in de nacht maakt Berendina Mackowiak (45) die andere zwerver, Dirk van Dijk (50), wakker. 'Nu is het tijd', zegt ze. Van Dijk, die net als de Poolse vrouw onderdak heeft gevonden in een schuurtje tussen  Cuijk en Vianen, wrijft zich de slaap uit de ogen. Hij neemt de ijzeren staak en slaat de derde slaper in de hut hard op diens hoofd. Dat is Berend Tap, een 72-jarige dakloze die handelt in van alles en nog wat.

'Laat mij het maar doen,' zegt de Poolse geïrriteerd, als blijkt dat Tap weliswaar zwaargewond is, maar nog lang niet dood. Ze pakt de staak en slaat nog eens en nog eens.

Het lijk dat op maandagmorgen 30 juni 1930 in een moddersloot in Vianen wordt gevonden, is vreselijk toegetakeld. Wonden aan hoofd en armen. Er blijkt zelfs chloorkalk en peper over het lijk gegooid te zijn, om speurhonden op een dwaalspoor te brengen. Niet veel later worden twee verdachten, de zwervers Van Dijk en Mackowiak, aangehouden.

Tijdens de rechtszitting in Den Bosch, op 15 juni 1931, bekent Van Dijk dat hij Berend Tap, na het toedienen van slagen, samen met de vrouw in een sloot heeft gekieperd. Toen hoorden ze Tap nog kermen: 'Nou gooit ze ook nog kalk over me heen.'
Daar had Mackowiak wel raad mee geweten. Met een hooivork had ze net zolang gestoken totdat Tap geen kik meer gaf. 'Uit erbarmen,' zegt ze tijdens de zitting. Van Dijk had volgens haar de moord gepleegd, zíj had de zwerver alleen maar uit zijn lijden verlost.

De buit, enkele horloges en klein spul, hadden ze verdeeld. Mackowiak, tijdens de Eerste Wereldoorlog als vluchtelinge uit België in een kamp in Uden terechtgekomen, was eerder verdacht van de moord op een man. Dat kon toen niet bewezen worden.

Van Dijk verklaart dat het hem niet om de buit te doen was geweest. Hij had niet eens willen doden. Hij had Tap alleen maar geslagen omdat hij jaloers was. Tap had een relatie met de Poolse vrouw, terwijl hij verliefd op haar was geworden. De Poolse had volgens hem de dodelijke slagen uitgedeeld. Het deed er niet toe, vond de rechter en hij veroordeelde beiden tot acht jaar cel.

Tap was getrouwd, maar leefde al jaren gescheiden van zijn vrouw. Dat was een beruchte oplichter: Femia Haverhoek. Toen haar man voor de rechter stond, zat ze zelfs wegens kwakzalverij in de gevangenis. Haverhoek gaf zich later uit als 'psychometriste': ze kon aan een portret gebeurtenissen uit het verleden aflezen.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
Goede mannen, steekt uw sweert in uw schede

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 12 februari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...Koppermaandag, een illustratie van David Vinckboons uit 1608, prentenkabinet Boijmans van Beuningen...
Het is koppermaandag in Maashees. En dus zitten de boeren in de kroeg. Op koppermaandag, de eerste maandag na Driekoningen, wordt gevierd  dat de kortste dag weer achter de rug is. Proost!
Voor Willem Rovers heeft deze maandag, 9 januari 1854, niets feestelijks. De Commies der Rijksbelastingen logeert in herberg Koks en is in het dorp om samen met zijn collega's Bosschart en Ouwerkerk belastinggeld te innen. 

Dat zijn functie hem niet geliefd maakt, weet de 28-jarige Rovers, afkomstig uit Aarle-Rixtel, als geen ander. Maar vandaag maken ze het wel heel erg bont, de boeren van Maashees. Het zullen de vele borrels wel zijn die ze achter de kiezen hebben. Dat ze daarom zo aan het sarren en het schelden zijn. Het is rond de klok van half twee als Rovers en zijn collega's een wel heel vijandige houding aantreffen in de herberg van Smits. Ze vermoeden dat de drinkende mannen  kwaad in de zin hebben. Vooral die Willem Jansen, een 22-jarige boerenknecht uit het dorp, heeft een grote mond. Het maakt de ambtenaren benauwd en ze vertrekken naar de volgende herberg, die van Jan Heez.

Eenmaal buiten worden ze gevolgd. Jansen voert de meute aan.  Als iemand in de herberg van Heez ambtenaar Bosschart de hand schudt, leidt dat tot luide afkeuring. De commiezen worden uitgescholden. 'Kale jakken', zo klinkt er. En 'landopvreters'. Jansen daagt Rovers uit om te vechten. 'Toe dan, toe dan!' De ambtenaren worden omringd en slagen er maar net in om de herberg te ontvluchten.

Rovers keert naar zijn gehuurde kamer terug in herberg Koks. Zijn collega's vergezellen hem, maar vertrekken later op de middag weer. Ze hebben het café net verlaten als ze horen dat de dronken kerels herberg Koks naar binnen zijn gegaan en Rovers belagen. Snel draaien ze zich om. Een paar maanden later verklaren ze voor de rechtbank in Den Bosch dat ze bij binnenkomst zien hoe Rovers  wordt omringd. Ze zien dat Willem Jansen, een kerel met 'reusachtige handen', Rovers een klap in het gezicht geeft. Dan klinkt een schot en valt de boerenknecht op de grond. De kogel uit Rovers' pistool treft de 22-jarige in het hoofd en hij is op slag dood.

Zelfverdediging, zo oordelen de rechters.  Rovers was in het nauw gebracht en in een stemming die verklaarbaar was na een dag van sarren en schelden. Hij wordt ontslagen van rechtsvervolging. De commies betreurt zijn daad wel. Hij had alleen maar willen zwaaien met het pistool, maar ineens, ineens was het afgegaan...

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Goede moordenaar
Koude kant koudgemaakt

De beste verhalen via e-mail ontvangen?



 


vrijdag 5 februari 2016

Gennepenaar slaat zoon dood

...tegen dit toneel speelt het drama in Gennep zich af...
Harry de Groot had een kwaaie dronk. Gezin en buurt vreesden de avonden dat de 23-jarige Gennepenaar met zijn zatte kop bij het huis van de familie in de Zandstraat stampei ging maken. Ook op de avond van maandag 20 januari 1913, die een dramatisch einde zal krijgen,  zitten moeder en zuster bibberend te wachten op wat komen gaat. Even daarvoor hebben ze vader halverwege de Zandstraat gewaarschuwd: "Kom niet  naar huis, hij is weer op zoek naar jou..."

Vader Jan de Groot (47), metselaar van beroep, heeft een zwaar gemoed. Wat moet hij aan met zo'n zoon die voor galg en rad opgroeit en hem en zijn gezin al meermalen bedreigd heeft? De jongen is ook al wegens wangedrag ontslagen uit het Nederlands-Indisch leger. Vorig voorjaar zat hij vier maanden in de bak omdat hij de hand had opgeheven tegen hem, zijn vader. Tijdens de Gennepse kermis was het weer raak: Harry heeft met zijn mes uitgehaald naar een andere kermisklant. Omdat zijn zoon het vooral op hem heeft gemunt, denkt Jan er sterk over om Gennep een tijdje te verlaten. Morgen zal hij naar Amsterdam gaan; misschien is daar een metselaar nodig. 

Tegen half elf die avond lijkt de kust veilig en gaat Jan naar huis. Hij is goed en wel binnen of er wordt hard tegen de deur geslagen. Daar gaat het glas van het bovenlicht aan diggelen. Harry staat, zat als een Maleier, voor de deur. Hij eist geld. En wat roept hij? "Ik steek oe gelijk kapot!" Als Jan zijn vrouw hoort jammeren - "Maak er in Godsnaam maar een eind aan" -, gaat hij naar achteren en haalt een bijl. Hij loopt naar buiten en slaat zijn opgewonden zoon ermee tegen diens kin. Die gaat er tierend vandoor en Jan achtervolgt hem, de Schoolstraat in. Ondertussen om de politie schreeuwend. Dan draait Harry zich om. Vader ziet wat flikkeren in diens opgeheven hand. Hij slaat met de bijl. Nog eens en nog eens. Dan stort zijn zoon zwaargewond ter aarde neer.

Harry de Groot sterft aan zijn verwondingen. Drie maanden later bekent een zenuwachtige vader voor zijn rechters in Den Bosch de misdaad. Het Openbaar Ministerie heeft begrip voor de omstandigheden en eist slechts 2,5 jaar cel. Voor de rechters is de vraag: als het zelfverdediging was, waar is dan het mes? De zitting wordt geschorst en er wordt een onderzoek ter plaatse bevolen. In een tuin aan de Schoolstraat wordt alsnog een mes gevonden. En de vader die zijn zoon doodde, wordt in vrijheid gesteld.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Moord in de zuivelfabriek
- Bende van Oss slaat toe

De beste verhalen via e-mail ontvangen?


 


vrijdag 29 januari 2016

Boze cafébezoeker steekt drie broers neer


...wraak voor een caféruzie in Boxmeer...
Vol wrok zat hij, Johannes Verwaijen. De 47-jarige Boxmerenaar kon het maar niet verkroppen dat hij op tweede pinksterdag 1857 door kastelein Jacob Rongen het café was uitgezet. De uitbater van logement De Gouden Leeuw aan de Keistraat in Boxmeer, de tegenwoordige Steenstraat, had die dag genoeg van Verwaijens ‘onbetamelijke en twistzieke gedrag’ en had hem de deur gewezen.

Bijna een jaar lang liep Verwaijen rond met die wraakgevoelens. „Ik zal me wreken”, zei hij tegen wie het maar wilde horen. Dat had ook de 14-jarige Maria Horsten gehoord, die dat later ten overstaan van de rechters in Den Bosch kwam verklaren: „Voordat ik vertrek uit Boxmeer, zal ik me wreken op de gebroeders Rongen.”

Hij was een kruitvat waar alleen nog maar een brandende lont in gestoken hoefde te worden. Dat gebeurde op de avond van 18 april 1858, tegen half elf. Verwaijen betrad de gelagkamer van De Gouden Leeuw, liep naar de tapkast en vroeg Piet Rongen, een van de drie broers die het logement bestierden, om een halve liter bier. Piet weigerde. Omdat, zo zou hij later tegen de rechters zeggen, Verwaijen in een opgewonden houding de herberg was binnengekomen. Piet nam de ongewenste bezoeker bij de arm en begeleidde hem naar de uitgang. Verwaijen stribbelde flink tegen. „Ik wilde het geschil in der minne bijlegen”, zou hij later verklaren. 

Piets broer Jacob, die op een stoel wat zat te sluimeren, sprong op en schoot zijn broer te hulp. Dat deed ook broer nummer drie, Theo. Toen ze bij de deur van de gelagkamer aan het duwen waren, greep Verwaijen onder zijn jasje. Flits ging het en nog eens en nog eens. De drie broers vielen op de grond. Piet met het knipmes geraakt in buik, ribben en hals. Theo was in de borst gestoken en Jacob in de bovenarm.
Ze overleefden het. Piet was er het slechtst aan toe: lag vier weken in bed en kon 36 dagen niet werken. Theo kon tussen acht en tien dagen zijn beroep niet uitoefenen en en Jacob kon twintig dagen niets doen.

Verwaijen werd opgepakt. De rechtbank hoorde meer dan twintig getuigen. Verwaijens raadsman, mr. Laurillard, vond dat zijn cliënt „eene hevige opgewondenheid aan den dag had gelegd”; hij meende dat de oorzaak in krankzinnigheid moest worden gezocht en vond een straf van maximaal 3 maanden wel genoeg. De rechtbank dacht er anders over. Verwaijen kreeg zes jaar tuchthuis opgelegd en twee boetes van elk 25 gulden. En hij moest de rekening voor het dure proces betalen: 230 gulden.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een beestachtig moordenaar
Moord in Boxmeer

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 22 januari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...stroperij gebeurde in de 19de eeuw heel veel...
Stroperij was aan de orde van de dag. Niet minder dan 6.612 keer moest tussen 1811 en 1930 een man of vrouw uit het noordoosten van Brabant zich bij de rechtbank in Den Bosch melden omdat hij of zij werd verdacht van stroperij. Van het stiekem vangen van hazen en konijnen in het bos van een ander. Dat was dus gemiddeld een keer per week.

Dit zijn alleen de gevallen waarin iemand betrapt werd en voor de rechter werd gebracht. Het daadwerkelijk aantal gevallen van stroperij lag natuurlijk vele malen hoger. Waarom werd er zoveel gestroopt? Het was vooral de armoede die mensen ertoe dreef in het bos van de adel en de gegoede burgerij op zoek te gaan 
naar een extra stukje vlees. En wie weet, misschien een beetje de spanning…

Daags na kerstmis 1853 slopen Hendrik Arts uit Cuijk, tolgaarder van beroep, en zijn maat Johannes van Cuijk, in het dagelijks leven timmerman, door het bos ten zuiden van Cuijk, ter hoogte van Sint Agatha. De Grote Padbroek, zo werd het landgoed genoemd. Het was particulier bezit, mogelijk toen nog van de familie Van Sasse van Ysselt uit Boxmeer.

De tolgaarder, iemand die langs een van gemeentewege aangelegde grindweg geld (tol) vraagt aan passanten, en zijn compagnon hadden een aantal zakken bij zich en een fret. Dat diertje werd het hol van een konijn in gejaagd terwijl de andere openingen met een zak werden afgesloten. Een zeer effectieve manier om konijnen te vangen. Ze bleven nog leven ook, want als je ervoor zorgde dat de fret van tevoren had gegeten, bleef ie van het konijntje af.

Drie maanden later stond timmerman Van Cuijk in Den Bosch voor de rechter. Hij en Arts waren die bewuste nacht door de veldwachter tijdens het stropen betrapt; Arts was echter niet komen opdagen. Het tweetal werd ervan beschuldigd zonder toestemming van de eigenaar van het bos konijnen te hebben gevangen. Klopt niet helemaal, zei de timmerman. „Een kennis van me had wel toestemming en die heeft mij de fret uitgeleend om in dat bos konijnen te vangen. En Arts ging gewoon mee om te kijken.”

De rechters geloofden er niets van en verklaarden de twee schuldig aan stroperij. Zakken, konijnen en fret kwamen aan de staat toe en de stropers moesten elk 10 gulden boete betalen. Of zeven dagen de cel in. De proceskosten, 8 gulden en 30 cent, kwamen ook voor hun rekening. De thuisgebleven tolgaarder had er beter aan gedaan wél naar Den Bosch te komen. Nu kwam de deurwaarder uit Boxmeer het vonnis thuis afleveren. Inclusief de rekening daarvoor: 3 gulden en 16 cent. Dat was een duur uitstapje geweest in de Grote Padbroek.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Postuum BN'er Jan van der Pas
Zichtbaar gezag

De beste verhalen via e-mail ontvangen?





vrijdag 15 januari 2016

Dienstmeid steekt paard met hooivork dood


...deze foto staat los van de gebeurtenissen met het paard in dit verhaal...
Wie een dier mishandelt, wordt bestraft. Dat vinden wij nu heel normaal, maar dat was vroeger niet zo vanzelfsprekend. Twee eeuwen geleden bijvoorbeeld werd er best wel eens een straf uitgedeeld aan iemand die een dier dusdanig toetakelde dat het niet meer verder kon of dood ter aarde neerviel. Maar de reden van die straf was geen algemeen gedragen gevoel van medelijden met het dier zelf. 

Het ging in ieder geval om een dier van een ander. Wat je met je eigen vee en huisdieren deed, daar bemoeide niemand zich mee. En het ging om dieren die een bepaalde economische waarde hadden. Een mooi voorbeeld van strafrecht waarbij een dier slachtoffer was, maar de straf vooral een genoegdoening diende te zijn voor de eigenaar van het dier, is het geval van de dienstmeid en het ruinpaard, een gecastreerde hengst.

In Grave moet de politierechter zich op 3 oktober 1811 uitspreken over een kwestie waarin een paard het leven had gelaten. Dat het werkpaard dood is, is een strop voor boer Johan Verkuylen uit Uden. Het is allemaal de schuld van Mechel van den Burg. Dat is de dienstmeid van een andere boer, Kobus van der Logt. Blijkbaar was de ruin van Verkuylen, ondanks dat ie gecastreerd was, niet zo makkelijk in de omgang. Of had Mechel gewoon een slecht humeur gehad, die woensdag de 28e augustus? Feit is dat ze de gaffel, de hooivork, had gepakt en eens flink had gestoken naar het arme beest. ‘In weerwil van aangewende geneesmiddelen’, zoals het zo mooi wordt omschreven in het vonnis, is de ruin aan zijn verwondingen overleden.

Twee mensen staan er terecht. Machel zelf, maar ook haar baas, boer Kobus. De rechter acht het feit bewezen en verwijst naar de Code Penal, het wetboek van Napoleon, dat in 1811 – Nederland was ingelijfd bij Frankrijk – gold. Wie de dood van andermans vee op zijn geweten heeft, wordt gestraft. En dus krijgt Machel een boete. Of ze maar even elf francs wil betalen. Dan is haar baas aan de beurt. Die komt er niet met een armzalige boete van af. 

Het mag dan zo zijn dat Machel de gaffel had opgepakt, de baas is verantwoordelijk. En dus bepaalt de Graafse rechter Krieger dat boer Kobus schadevergoeding moet betalen aan Verkuylen. Krieger vindt wel dat Verkuylen de waarde van zijn ruin schromelijk heeft overdreven. En dus hoeft Kobus geen 217 francs te betalen, maar ‘slechts’ 180. Plus de gerechtskosten: 37 francs en 70 centimes. En Machel, komt die er met haar lage boete vanaf? Niet helemaal. De rechter verbiedt haar ook om zoiets ooit nog eens te doen…


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
De Slag van Lekkerbeetje
Udense soldaat veroordeeld voor desertie

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




vrijdag 8 januari 2016

„Dorus, Dorus, ge slaat mij dood…”

...hangend aan de galg...
‘Vol berouw en leedwezen over zijne afschuwelijke misdaden is hij met gelatenheid en vol vertrouwen op God de eeuwigheid ingegaan.’ Zo schreven de kranten er over in april 1838. Over de dood van Dorus Koenen (45). Op de markt in Den Bosch, op donderdag 19 april 1838, blies de Vierlingsbeekse dagloner en jager zijn laatste adem uit. Hangend aan de galg.

Het was dan ook niet niks, de misdaad waarvoor Koenen van zijn rechters de zwaarste straf had gekregen. Hij had zijn eigen moeder vermoord. De 87-jarige vrouw zó hard geslagen, zo ruw mishandeld, dat ze kort na die daad in haar bedstee was overleden. En dan had ie ook nog geprobeerd die vreselijke moord op een ongeluk te laten lijken. In de ochtend van 22 augustus 1837 was hij zijn buren, Jan Jacobs en Jan Verstralen, gaan halen. Of ze misschien wilden helpen bij het afleggen van het lijk van zijn moeder? Die was die nacht in haar bedstee overleden. Er was een muurtje omgevallen en de vallende stenen waren haar fataal geworden.

De buren wisten heel goed met wat voor een sujet ze te maken hadden. Die Dorus stond niet zo goed bekend. Dus toen de buren bij de bedstee kwamen en dat toegetakelde gezicht zagen van hun oude buurvrouw geloofden ze niks van Dorus’ verhaal. Verspreid in bed lagen inderdaad wat stenen van een muurtje en wat steengruis. Vast wel afkomstig van dat muurtje daarnaast. Maar ze vertrouwden het niet. „Wij raken dat lijk niet aan”, zeiden ze. Ze waarschuwden de burgemeester. 

De vrederechter in Boxmeer gelastte een lijkschouwing en daaruit bleek al snel dat die stenen niet de doodsoorzaak waren geweest. Tijdens die lijkschouwing sloop Dorus stiekem het huisje uit. Hij liep naar Venray en vroeg daar in een herberg of het klopte dat ‘deserteurs’ in die plaats nog op asiel konden rekenen. „Een moordenaar zal in de vier hoeken van de wereld niet vrij zijn”, zei de herbergier.

De volgende dag meldde Dorus Koenen zich bij de vrederechter. Daar kwam de waarheid snel aan het licht. Dorus’ vrouw getuigde dat hij de avond ervoor dronken was thuisgekomen van de Groeningse kermis. Dat hij haar met haar kinderen op weg naar huis was tegengekomen en haar dusdanig had bejegend dat ze het raadzaam achtte de nacht ergens anders door te brengen. Dorus was thuisgekomen en had daar zijn bij hem inwonende moeder mishandeld. Buren hadden het zelf gehoord, hoe de oude vrouw nog geroepen had: „Dorus, Dorus, ge slaat mij dood…”

En zo was het ook.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
Goede mannen, steekt uw sweert in uw schede

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 18 december 2015

Het verhaal van aangeschoten veldwachters

...impressie van landgoed Hattert...
Veldwachter, op dat beroep hoefde je vroeger niet echt jaloers te zijn. Hij probeerde de orde te bewaren tussen dat rauwe volk op het platteland dat een beetje respect had voor meneer pastoor maar weinig voor de handhaver der wet. Het ging vaak hard tegen hard.

Zoals in de nacht van zaterdag 4 op zondag 5 november 1905. Met zijn vieren slopen ze door de bossen. Vier veldwachters die moesten controleren of er werd gestroopt in de bossen van Smits van Hattert, de familie die het landgoed Hattert in Vierlingsbeek bestierde. En ja hoor, die nacht hadden ze succes. De vier veldwachters betrapten een stroper op heterdaad. De man was met een lichtbak in de weer. Een sterke lamp waarmee je het wild, hazen en konijnen, in het donker kunt verblinden. De dieren blijven meestal stilzitten en zijn dan een makkelijke prooi.

De betrapte stroper bleef echter niet stilzitten. Hij ging op de vlucht en schoot ondertussen met zijn hagelgeweer op zijn belagers. Twee hoeders der wet werden geraakt. Veldwachter Antoon Bus uit Vierlingsbeek kreeg een schot hagel in zijn enkel. De gemeenteveldwachter van Maashees, Huub Bouten, was er erger aan toe. Die kreeg een schot hagel in zijn been. Hij moest voor geneeskundige verzorging naar het hospitaal in Venlo gebracht worden.

De stroper ontkwam die nacht, maar hij zou toch zijn straf niet ontlopen. Al de volgende dag stonden de marechaussees bij hem op de stoep. Ondanks het donker hadden de veldwachters de snoodaard herkend. Het was immers iemand die nog niet zo lang geleden aan hún kant van de wet had gestaan. De stroper heette Augustinus van der Heijden en woonde in Groeningen. Hij was een tijdje veldwachter geweest in Cuijk, maar had nu de stiel van zijn vader weer opgepakt: klompenmaker. Blijkbaar was daar onvoldoende mee te verdienen om zijn acht kinderen mee te voeden en stond er met enige regelmaat gestroopte hazenbout op het menu.

Tijdens de rechtszitting in Den Bosch werden niet minder dan twaalf getuigen gehoord. Onder wie drie doktoren en een wapen smid. Van der Heijden werd op 8 maart 1906 veroordeeld tot vier jaar cel. Wegens goed gedrag was hij na drie jaar weer vrij man. Veldwachter Bouten was toen, in 1909, al een jaar dood. Niet als gevolg van het schot in zijn been tijdens die tragische ontmoeting in het bos overigens. De gemeente Maashees en Overloon deed na zijn dood een oproep voor een nieuwe veldwachter. Ondanks het gevaarlijke beroep, kwamen er toch 48 sollicitanten op af. Vast en zeker gelokt door het geboden jaarloon: 400 gulden…

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een overspelige dominee
Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 11 december 2015

Een moord en de zoektocht maar een schat...


Van kleermaker Gerard Hulsman was bekend dat hij wel een paar centen had. Ook al woonde hij in een wat armoedig huis net buiten Gennep. Toen Theo Hoesen uit Ottersum op zondagmorgen 9 november 1890 langs de stulp van de zeventiger kwam, zag hij dat er twee ruiten kapot waren. Binnen trof Hoesen het koude lijk aan. 

De handen waren achter de rug gebonden. Twee messteken hadden de kleermaker zijn leven gekost. Er was in alle laden en kasten gezocht. Een vrouwtje uit Hommersum dat van de euvele daad hoorde, wist zich te herinneren dat ze was aangesproken door een onbekende. Of ze misschien wist waar in Gennep die kleermaker woonde die flink in de slappe was zat? „Dan ga ik daar eens kijken of ik wat geld los kan krijgen.”

Justitie tast in het duister. Er komt licht in de zaak als op eerste kerstdag 1890 in Weustenrade, gemeente Klimmen, een beruchte crimineel wordt aangehouden. Het is de 33-jarige Jan Hendrik Leunissen; officieel schoenmaker, in de praktijk inbreker. Hij noemt zich graag ‘Rinaldo Rinaldini’, naar de rovershoofdman uit een achttiende-eeuwse schelmenroman. Zijn aanhouding verloopt weinig gladjes. Bij de gewelddadige bestorming van het huis van de moeder van de inbreker komt ene Van den Brand om het leven.

Tien jaar cel krijgt Leunissen van de rechtbank in Roermond en daarna nog eens zes van die in Breda, wegens diefstal en verkrachting. Justitie in Den Bosch vermoedt dat hij ook iets met de moord in Gennep te maken heeft. In oktober wordt hij, geboeid en zeer goed bewaakt, naar Gennep gevoerd om met de getuige uit Hommersum te worden geconfronteerd. Die zegt de man te herkennen. Als justitie hem ondervraagt, antwoordt hij brutaal: „Als jelui van die zaak wat weten wilt, dan moet jelui het maar uitzoeken; je wordt er goed voor betaald.”

Toch komt het niet tot een rechtszitting. Misschien oordeelt justitie wel: ach, de eerstkomende zestien jaar zit hij toch achter slot en grendel. Leunissen komt ook nooit meer vrij. Op 26 januari 1906 sterft de crimineel in de Groninger gevangenis, naar verluidt ‘aan een slepende ziekte’.

De erfgenamen van Hulsman erven 5.000 gulden. Dat valt ze tegen, ze hadden meer verwacht. Een jaar na de moord verkopen ze het huis en beuren, ocharm, niet meer dan 15 gulden. Ze maken wel een mooie deal met de nieuwe eigenaar. Mocht die ooit een schat aantreffen in of om het huis, dan zal die met de erfgenamen gedeeld worden. Is er ooit een schat gevonden? Geen idee…

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Ontsnapping uit Gevangentoren
- Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 4 december 2015

Het monster uit de wildernis


Sommigen in Velp en Reek meenden dat ze idioot was. Anderen vonden haar kwaadaardig. Misschien zat ze ook wel achter de branden die de twee dorpen de laatste tijd teisterden. Een monster, zowel lichamelijk als geestelijk. Dat was misschien wel de beste omschrijving van het meisje met de woeste, flonkerende ogen…

15 jaar oud was ze, deze Maria van der Linden. Ze kwam uit Reek, uit een buurt die bekend stond als ‘de Wildernis’. Zei dat niet genoeg? Niemand stond ervan te kijken toen ze op de avond van donderdag 6 oktober 1875 in opdracht van marechaussee Sellschop werd opgepakt. Had zij, eerder die dag, niet ook als enige geweigerd mee te zoeken naar de verdwenen dochters van Antoon Laarackers uit Reek, 6 en 9 jaar oud?

Ze lachte het toegestroomde publiek brutaal uit toen ze naar de Graafse gevangenis werd gevoerd. Maar eenmaal binnen kwam het al gauw tot een bekentenis van ‘het kind van de wildernis’.
Ja, zij had die ochtend de twee meisjes vermoord. Ze was in Velp eikels aan het rapen toen de twee haar, niet voor het eerst, uitscholden. Haar toeriepen dat zij geen centen had voor de kermis en de twee zusjes lekker wél.

Ze had haar knipmes gepakt en de oudste, Henrica, een bosje ingelokt. Had het kind een snee toegebracht en vervolgens in de ogen gestoken. Nog een steek was nodig om het kind te doden. Vervolgens had ze het 6-jarige zusje, Theodora, in een sloot geduwd en net zo lang onder water gehouden totdat ze niet meer spartelde.

De rechters die op 21 februari 1876 de dubbele moord behandelden, troffen tegenover zich geen meisje aan. Daar stond een jongen. In de gevangenis was aan het licht gekomen dat de jonge dader – klein van stuk, met een bleek aangezicht en een kuiltje in de kin – een penis had. „Ik ben altijd als meisje opgevoed en heb er nooit aan gedacht dat ik een jongen zou kunnen zijn”, zei hij tegen de rechters. Hij had een zeldzame afwijking aan zijn geslachtsorgaan: hypospadie. Bij zijn geboorte was er maar voor gekozen het kind als een meisje te beschouwen…

Afwijking of niet, de rechters oordeelden dat de jongen in koelen bloede zijn daden had gepleegd. En dat er niets mis was met zijn geestelijke vermogens. Vijftien jaar verbeterhuis, zo luidde het vonnis een week later.
Toen hij, als vrij man, in 1903 wilde trouwen, was er een probleem. Volgens de geboorteakte was hij immers een vrouw. De rechtbank kwam er opnieuw aan te pas. Nu om te verklaren dat die geboorteakte moest worden gewijzigd: vrouwelijk werd mannelijk en Maria werd Marinus.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Een beestachtig moordenaar
- De Goede Stad: crimineel of niet

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 27 november 2015

De Rijdende Rechter van 1834

..."dit is mijn uitspraak en daar moet u het mee doen"...
Vrederechter. Zo heette de rechter die tussen 1811 en 1838 uitspraak deed in relatief kleine geschillen. Vergelijk het met de kantonrechter die we nu kennen. Of met de rijdende rechter van de tv. Eigenlijk moest de Vrederechter vooral voorkomen dat een zaak bij de echte rechtbank werd aangespannen. Daarnaast had hij een aantal officiële taken, zoals aktes opmaken en beëdiging van ambtenaren. Het vredegerecht hebben we te danken aan het rechtsstelsel dat onder Napoléon is ontstaan.

Op maandag 22 december 1834 kreeg de Vrederechter in Boxmeer, dat was de in Nijmegen geboren Hendrik Sander van Hien (1798- 1884), een aardig geschil te behandelen. Het ‘boefje’ dat voor hem stond, was de smid uit Sint Anthonis. Niet zomaar een smid, nee, hij was meester ijzersmid. Een man van aanzien, deze Martinus Remmen. Zat ook goed in de slappe was. Zijn naam duikt regelmatig op in schuldbekentenissen uit die tijd. Herbergier Bekkers uit Boxmeer bijvoorbeeld had 1.160 gulden van de smid geleend. Boer Pijls uit Vierlingsbeek was hem 500 gulden schuldig en aan boer Van Sambeek uit Wanroij had hij 700 gulden uitgeleend.

Maar nu stond hij in de beklaagdenbank. Hermanus van Cuijk, horlogemaker uit Boxmeer, wilde geld van hem zien. Met Remmen had hij wel vaker zaken gedaan, maar nu was het spaak gelopen. De Sint Tunnisse smid had Van Cuijk gevraagd eens wat gouden zakhorloges te laten zien. Want Remmen wilde zijn zoon er een cadeau doen. Van Cuijk liet een aantal horloges bezorgen en kwam er mee naar Remmen. Maar die wilde er vervolgens niet uit kiezen. Zodat Van Cuijk onverrichter zake naar huis ging. Met de pee in. Want zelf maakte hij geen zakhorloges. Hij bouwde staande horloges (klokken). Hij had ze op zicht van een ander en had een voorschot moeten betalen. Remmen weigerde die kosten te vergoeden.

Vrederechter Van Hiem kon het chagrijn van Van Cuijk wel begrijpen. Vooral nadat een getuige, Johannes Hermans, onder eed verklaarde dat hij Remmen de bestelling had horen doen. „Het is overbekend”, aldus Van Hien, „dat Van Cuijk slechts horlogemaker is en geen koopman in gouden horloges.” Als je iets bij hem bestelt, kun je er van uitgaan dat hij kosten moet maken. En dus, zo vonniste Van Hien, moest Remmen met geld over de brug komen. De smid moest de horlogemaker 16,75 gulden betalen. Of de twee later nog zaken hebben gedaan? Daarover zwijgen de boeken…


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Bij de kladden
Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 20 november 2015

Wie was de dader van de tragische moord in Haps?

Vanmiddag kwam het blogje online over Een tragische moord in Haps. De link naar de ontknoping werkt niet, maar hieronder lees je de tekst integraal (niet de mooiste oplossing maar wel de meest praktische ;-)

Aanvankelijk verdenkt justitie de moeder van de pasgeborene. Niet zo heel vreemd. In de negentiende eeuw komt infanticide, moord op pasgeborenen, erg veel voor en in het gros van de gevallen is het de moeder zelf die het kindje doodt. Om de schande van een ongewenste zwangerschap te vermijden, een zwangerschap die de dienstboden, die waren het meestal,  voor hun omgeving zo goed en zo kwaad als het ging verborgen hielden waarna ze het kindje na een eenzame bevalling zo snel mogelijk doodden. De moeder wordt dan ook opgepakt. In het Boxmeersch Weekblad/De Maasbode staat het op 24 juni 1875 te lezen. Dat in Haps Anna Maria van den Elzen is aangehouden en naar Den Bosch 'ter beschikking van Justitie' is gebracht. Ze wordt ervan verdacht 'heimelijk te zijn bevallen en het kind verdonkeremaand te hebben', zo schrijft de redacteur. Waarna hij het bericht afsluit met een persoonlijke wens die zijn lezers ongetwijfeld ook gehad zullen hebben:  'Het is te hopen dat de Justitie er in slagen zal in deze duistere zaak meer licht te brengen.'

Dat licht komt er. Anna Maria van den Elzen wordt, net als Bernardus Panders verhoord en al snel komt de waarheid op tafel. Verdachte Panders zal het op 7 oktober ten overstaan van de rechters in Den Bosch verklaren. En als later het vonnis wordt opgesteld valt daarin, meer tússen de regels van het keurige handschrift dan ín de regels zelf, te lezen dat de rechters de nodige compassie hebben gehad met de dader.

De moeder van het kindje, zo verklaart hij, Anna Maria van den Elzen, is de zus van zijn overleden  vrouw Wilhelmina. Ze woont al enige tijd bij hem in. En ja het klopt, hij heeft in een en dezelfde kamer met haar geslapen en 'gedurende geruime tijd met haar in ongeoorloofde gemeenschap geleefd'. Zo zal Panders het vast niet letterlijk hebben gezegd, maar de griffier van de rechtbank wist  wel hoe hij dat amorele gedrag officieel moest omschrijven. Waarom woonde die zus bij hem in? Was het omdat er iemand voor het 5-jarig zoontje moest  zorgen. Heeft de familie gezegd: 'Laat ons An diejen ermen mins maar gon helpen'?

Een arme kerel, zo zou je Panders wel kunnen noemen. Het is geen kwaaie kerel, zo valt op te maken uit de stukken. Hij kan zelfs lezen en schrijven en is dus enige jaren naar school gegaan. Bernardus wordt geboren in Cuijk, op 2 april 1842. Hij krijgt, naar goed gebruik, de voornaam van zijn vader, ook een Cuijkenaar. Zijn moeder, Petronella Lanspach, komt uit Mill.  Zo vanaf zijn 19e zwerft hij een beetje rond in de buurt, vermoedelijk van baantje naar baantje. We vinden hem in Nijmegen, in Heumen en in Hapse bevolkingsregisters terug, als arbeider en dienstknecht. Zijn ouders, landbouwers van beroep, wonen dan in Beers, op wat vroeger de Hetsberg heette maar tegenwoordig als de Heuf bekendstaat en waar nu het uit 1919 daterende jachtopzienershuis staat. In 1869, op 27-jarige leeftijd, vinden we onze Bernardus terug bij burgemeester Johannes Mooren van Haps.

Naast hem staat een meisje dat in Haps als dienstmeisje werkzaam is. Ze heet Wilhelmina van den Elzen - al is er wat gedoe over die z -, ze is ook 27 jaar en, anders dan bij Bernardus, haar ouders zijn allebei al overleden. Ze komt oorspronkelijk uit Boekel. Als ambtenaar van de burgerlijke stand van Haps verbindt Mooren vervolgens het huwelijk van de twee. Wie naar de handtekening kijkt die Wilhelmina onder de akte heeft gezet, heeft weinig verbeelding nodig om het tafereel voor zich te zien: hoe de bruid met het puntje van haar tong tussen de lippen letter voor letter haar naam op het officiële papier tekende. En ook al schreef de burgemeester elders in de akte nog dat haar achternaam Van den Elzen met een z en niet met een s moet luiden, ze schrijft toch 'Van den Elsen'. En de eerste letter van haar voornaam, een gekunstelde H. Wat was de roepnaam van het meisje dat bij de doop Wilhelmina was genoemd? Helmina, Helmientje, Helma wellicht? 
Het huwelijk wordt geconsumeerd zoals het hoort en tien maanden later staat Bernardus opnieuw bij Mooren op de stoep. Nu om te melden dat zijn eerstgeborene een jongen is, die hij, zoals gebruikelijk, de naam van zijn vader geeft. En dus die van hemzelf. 

Tot zover het goede nieuws. Want vanaf dan drijven er donkere wolken boven het huisje aan de Aalsvoort in Haps waar Bernardus en Wilhelmina een onderkomen hebben gevonden. Een jaar later wordt er weer een zoontje geboren, maar die Hendrikus is niet zo sterk en overlijdt het jaar daarop. Weer een jaar later geeft Bernardus opnieuw de geboorte van een zoontje aan, maar ook die, wederom Hendrikus genoemd, zal niet ouder worden dan 9 maanden. Op de dag dat Bernardus dat zoontje naar het kerkhof brengt, doet hij dat als weduwnaar. Want twee weken vóór haar zoontje sterft, blaast Helmientje haar laatste adem uit, op 32-jarige leeftijd.

Dat moet een gebroken man zijn geweest, staande voor zijn rechters op 7 oktober 1875. Vrouw dood. Twee van zijn drie kinderen dood. Beschuldigd van wurging van het kind dat hij bij zijn schoonzuster heeft verwekt. Kan de ellende nog groter zijn? Ja. Terwijl hijzelf in hechtenis zat, is Magere Hein nóg eens langs geweest.  Zijn 5-jarig zoontje, dat nadat hij en Anna Maria waren opgepakt, begin augustus door zijn vader en moeder in Beers in huis is genomen, is op 17 augustus gestorven.

Vol berouw staat hij voor zijn rechters. En dat tellen de rechters mee als zij zich beraden op de hoogte van de straf. Wat staat er voor kindermoord, niet zijnde gepleegd door de moeder zelf? Officieel nog steeds de doodstraf. Maar die wordt niet meer ten uitvoer gebracht en is in levenslang omgezet. Moet Panders de rest van zijn leven achter tralies slijten. Nee, de rechters hebben clementie. Niet alleen vanwege het getoonde berouw. Ze zien ook verzachtende omstandigheden in  wat Panders verklaart over zijn pogingen om de schande van de zwangerschap op een andere manier te voorkomen. Nadat zijn schoonzus hem van de zwangerschap op de hoogte had gebracht, heeft hij een bezoek gebracht aan pastoor Manders van Haps. Of die toestemming zou kunnen geven voor een huwelijk. Hij was bereid Anna Maria te trouwen en zo de schande op te heffen. Maar Franciscus Manders toonde zich onverbiddelijk en weigerde elke medewerking. Vervolgens zocht Bernardus het hoger op.

Bedremmeld zal hij, met de pet in de hand, in Cuijk, bij deken Bogaers hebben gestaan. Of die dan wellicht... Maar ook de deken wilde niets van een huwelijk weten. Nogmaals toog Bernardus naar de pastorie van Haps. Nu vertelde hij de pastoor eerlijk hoe de situatie er voor stond. Dat de jonge vrouw die hij wilde trouwen al in gezegende toestand verkeerde... Maar ook dat was zonder resultaat. En de griffier noteert in zijn verslag van de rechtszaak dat 'de gemoedsaandoeningen en vrees voor schande, waarin hij verkeerde ten gevolge der weigering van Pastoor en Deken om tot huwelijk met Anna Maria van den Elzen mede te werken (...) omstandigheden zijn die als het feit verzachtende kunnen gelden. ' Dat Panders de weigeringen van pastoor en deken niet uit zijn duim heeft gezogen, daarvan zijn de rechters overtuigd want dat blijkt in het vooronderzoek te zijn onderzocht.

Tien jaar tuchthuis. Dat wordt de straf. Bernardus Panders wordt naar Leeuwarden gebracht, naar het 'Huis van reklusie en tuchtiging', de gevangenis waar Nederlandse langgestraften destijds werden opgesloten.
Komt daarmee een einde aan een treurige geschiedenis? Nee. Er zal nóg een moord worden gepleegd. Eentje die, hoe gek het ook klinkt, een positieve wending teweeg zal brengen in het leven van onze hoofdpersoon. Maar eerst nog even terug naar die rampzalige dag in juni 1875. Hoe is de kindermoord eigenlijk ontdekt? Door de buren. Die waren ook niet gek. Natuurlijk wisten die dat er sinds enige tijd een andere vrouw bij de weduwnaar en zijn jongetje woonde. En die hadden echt wel in de gaten dat de taille van dat meisje breder en breder werd, dat ze zich steeds meer terugtrok op het erf en zich uiteindelijk zelfs niet meer buiten liet zien.

Op die bewuste vrijdagmorgen hadden ze gezien dat de luiken tot laat in de ochtend gesloten waren gebleven en dat Panders pas 's middags naar zijn werk was getogen. Een paar dagen later was het vrouwtje weer verschenen. Net zo dun als een paar maanden daarvoor. Eén en één is twee. Een roddel wordt een gerucht dat uiteindelijk bij de veldwachter en de burgemeester belandt. En zo is het balletje aan het rollen geraakt. Het zal burgemeester Mooren niet onberoerd hebben gelaten, zo'n misdrijf in zijn gemeente. Op 26 juni 1875, het justitieel onderzoek is inmiddels gestart, zet Mooren zich aan zijn bureau en schrijft een brief aan de Commissaris der Koningin. Hij vindt dat hij toch moet melden dat in Haps een kindermoord is gepleegd en dat beide daders, 'zwager en zwagerin', zijn gearresteerd.

Die tweede moord, tien jaar later, heeft ogenschijnlijk niets met de kindermoord in Haps te maken. Hij vindt plaats in Schiedam, tijdens de kermis. Maar toch. We keren nog even terug naar de maanden vóór de tragische dood van het pasgeboren meisje. Waarin Bernardus vergeefs aanklopt bij de geestelijkheid voor steun. Waarom werkt de pastoor niet mee? En waarom heeft het stel die toestemming nodig, waarom is het niet voldoende om in ondertrouw te gaan bij burgemeester Mooren? Aangezien het antwoord niet uit de nagelaten stukken blijkt, wordt het gissen. Het meest voor de hand liggende antwoord vinden we als we kijken naar de achtergrond van Anna Maria van den Elzen.

Maar daarvoor is, gek genoeg, een sprong in de tijd nodig. Een sprong van tien jaar. We schrijven 16 april 1885. Bernardus Panders wordt vrijgelaten. Zes maanden eerder, want, zo laat de gevangenisdirectie optekenen:  'Zijn gedrag in de gevangenis was zeer goed'. Panders keert terug naar Haps en laat zich op hetzelfde adres inschrijven als van waar hij tien jaar eerder onvrijwillig was vertrokken. In januari van het jaar daarop verhuist hij naar Berghem, bij Oss. Waarom? Ontvlucht hij Haps toch nog vanwege de schande van toen? Of is het de liefde die hem drijft? Want wie woont er in Berghem en met wie staat hij op 5 juni 1886 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in die gemeente? Juist ja. Ene Anna Maria van den Elzen.
Is het dezelfde Anna Maria van den Elzen die ruim tien jaar eerder in zijn bedstee van een meisje beviel dat hij in haar schoot had verwekt? 

Hard bewijs hebben we niet. We hebben een overlijdensakte van het kindje, waarin de moeder alleen met haar naam Anna Maria van den Elzen wordt aangeduid, waarin verdere aanduidingen ontbreken. Laten we wel wezen: rond die tijd leven er in het Brabantse meer vrouwen met dezelfde naam. Maar als we kiezen voor de romantische optie, dan is het dezelfde en dan heeft zij de periode waarin Bernardus achter de tralies zat geduldig afgewacht. Dan heeft de tragische kindermoord van toen de geliefden niet uiteen gedreven, maar de band juist versterkt. En waarom zou tegen een huwelijk nu geen bezwaar zijn van geestelijkheid en/of overheid? Omdat deze Anna Maria van den Elzen in 1875, ten tijde van de  kindermoord, al getrouwd was. Dat verklaart de tegenstand van de geestelijkheid; echtscheiding werd door de katholieken destijds niet getolereerd. Ook niet als de huwelijkspartners al gescheiden van tafel en bed leefden en als de man bekendstond als een losbol die regelmatig in aanraking kwam met de wet. Want over zo iemand hebben we het.

Even voorstellen: Piet Wittenberg, een man uit Berghem die zich regelmatig bij de rechter in Den Bosch moet verantwoorden. Voor diefstal, voor beschuldiging van zware mishandeling en voor vernieling. Dezelfde Wittenberg die op de vroege ochtend van 10 juli 1885 in Schiedam, waar hij als grasmaaier werkzaam is, op weg naar zijn werk ruzie krijgt met een dronken kerel die van de kermis afkomt. Wiens mes hem dusdanig zal verwonden dat hij even later zijn laatste adem uitblaast. Een moord in Schiedam die de weg vrijmaakt voor Anna Maria van den Elzen, kersverse weduwe, om alsnog ja te zeggen tegen Bernardus Panders. Elf jaar na die tragische gebeurtenis in Haps, die hen voor het leven bond.

Bernardus en Anna Maria leefden nog jaren samen in Berghem. Anna Maria stierf op 17 maart 1919, op 76-jarige leeftijd. Bernardus, 77 jaar inmiddels, zou op 18 december van datzelfde jaar zijn laatste adem uitblazen.  Beiden stierven kinderloos. Eén vraag blijft na al die jaren onbeantwoord. Wellicht voorgoed. Waarom vertelde Bernardus Panders tegen de rechters dat hij samenwoonde met de zuster van zijn vrouw? Die Helmina heeft nooit een zus gehad die Anna Maria heette...

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
- Osse bende opgerold

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

Een tragische moord in Haps

...Bernardus Panders...
Zachtjes moet hij doen. Heel zachtjes. Want zijn zoontje van 5 mag niet wakker worden. Het enige kind dat hem nog herinnert  aan zijn vorig jaar overleden vrouw, mag geen getuige zijn van de gruwelijke daad die hij zo meteen zal gaan plegen. 'Neem het maar gauw weg', heeft ze net gezegd, de vrouw die in haar bedstee ligt bij te komen.  

Zojuist heeft hij de navelstreng doorgeknipt. Nu loopt hij naar de stal met in zijn handen dat spartelende  en krijsende vrachtje. Zo meteen zal hij met zijn mes een  lint van de voorschoot  snijden die in de stal ligt. Hij zal het lint om het halsje van de pasgeborene leggen en er aan trekken. Het moet. Bevreesd voor de schande, is er maar één uitweg: het kind moet weg. Zij heeft het ook gezegd: 'Neem het maar gauw weg..'.

...geboorteakte van het overleden kindje...
Het is vroeg in de ochtend van vrijdag 11 juni 1875 als in een keuterboerderijtje aan de Aalsvoort in Haps een pasgeborene om het leven wordt gebracht. De dader is Bernardus Panders, een 33-jarige arbeider. Hij wurgt het kind met een lint dat hij van een voorschoot snijdt en begraaft het direct, in de stal, naast het secreet. Hij stampt de aarde aan. Twee weken later zullen een luitenant en een brigadier van de marechaussee op bevel van justitie in de stal een onderzoek instellen en 'op circa één en één vierde meter onder den beganen grond' een aardappelzak aantreffen met daarin het lijkje van een pasgeboren meisje. Om haar hals een dichtgeknoopt lint. Een lint van precies dezelfde samenstelling als de voorschoot die veldwachter Arts uit Haps eerder al op de deel van het boerderijtje gevonden had. Een voorschoot waarvan een lint was afgesneden.

De huisartsen Van Aernsbergen uit Cuijk en Sormani uit Boxmeer, die het lijkje hebben onderzocht, zullen later voor de rechtbank verklaren dat het aangezicht van het kindje was platgedrukt 'zoodat de beide wangen sterk ter zijde uitpuilden en het neusbeen geheel verbrijzeld was'. Toch is wurging de doodsoorzaak geweest en niet een klap tegen het hoofd, concluderen de doktoren. Vermoed wordt dat de beschadigingen aan het gezichtje zijn  ontstaan toen de dader de aarde aanstampte. 

Is die eenvoudige arbeider uit Haps, die sinds het overlijden vorig jaar van zijn vrouw Wilhelmina alleen met zijn zoontje van 5 is achtergebleven, daadwerkelijk de dader? En van wie is het kind? En hoe is de vreselijke daad ontdekt? En welke moord wordt er nog meer gepleegd? Lees hier de tragische ontknoping.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
- Osse bende opgerold

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 6 november 2015

Geboeid door boeven!


Van kruimeldief tot moordenaar, van wanbetaler tot vechtjas, je komt ze allemaal tegen in onze archieven. De gevangenisregisters zijn een prachtige bron voor stamboomonderzoekers, maar ook bijvoorbeeld sociologen en criminologen kunnen er hun vingers aan aflikken. Deze lijvige inschrijfboeken bevatten namelijk de naam, geboortedatum, -plaats en het beroep van honderdduizenden gevangenen - mannen en vrouwen - maar ook informatie over de veroordeling door een rechtbank en het begane misdrijf. Bovendien bevatten veel registers signalementen van gevangenen en gegevens over ouders, burgerlijke staat, genoten onderwijs en gedrag in de gevangenis.

Geen wonder dat het BHIC vorig jaar de inschrijvingsregisters van de drie grote Brabantse strafgevangenissen uitkoos om te digitaliseren. Maar niet zonder de hulp van honderden vrijwilligers, want zij waren het die in record tempo - maar toch uiterst nauwkeurig! - alle namen wisten in te kloppen in een database. Daarin kan nu iedereen zoeken, je vindt ze tussen alle andere personen in onze stamboomdatabase. En zitten er nog boefjes in jouw familie? ;-)

Nieuwe klus
Omdat de honger van onderzoekers naar nieuwe informatie niet te stillen is, omdat alle inkloppers bleven vragen naar méér van dit soort spannende klussen en omdat het BHIC nog letterlijk kilometers archieven in huis heeft om digitaal toegankelijk te maken, komen we binnenkort met een nieuw project: de inschrijvingsregisters van de Brabantse Huizen van Bewaring.

Deze strafinrichtingen waren bestemd voor mensen die bijvoorbeeld wegens overtredingen tot een gevangenisstraf waren veroordeeld, voor gegijzelden wegens schulden, voor personen die nog terecht moesten staan, voor passanten en ook voor mensen die op verzoek van familie wegens verkwisting of wangedrag waren opgesloten. Kortom, niet alleen de spreekwoordelijke grote jongens, maar ook gewone burgers die een keer de fout waren ingegaan.

Verhalen uit de bak
Houd ons nieuws dus in de gaten als je mee wilt doen met dit nieuwe project. Want ook jij kunt helpen met het inkloppen van de persoonsgegevens van al die Brabanders die korte of langere tijd achter slot en grendel verdwenen en nu terug te vinden zijn in onze archieven.

En achter al die namen en gegevens van boeven en boefjes gaan natuurlijk tragische, indrukwekkende en soms romantische verhalen schuil. Journalist Geurt Franzen dook in deze archieven en legde elf persoonlijke geschiedenissen van grote en kleine criminelen vast. Eerder verschenen deze verhalen in dagblad De Gelderlander, de komende weken lees je ze iedere vrijdag hier, als lekkermakertje voor ons nieuwe boevenproject. Bovendien publiceert De Gelderlander sinds afgelopen maandag een serie nieuwe boevenverhalen door Geurt. Geniet ervan!

De foto's bij dit bericht zijn van het voormalige Huis van Bewaring aan de Sint Jorisstraat in Den Bosch, dat in 2008 de deuren voorgoed sloot. Ze zijn gemaakt door Ton Wetzer. Voor meer informatie zie de Bossche Encyclopedie.

Geschreven door:
Christian van der Ven, digitale archivaris

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Koude kant koudgemaakt
- Christiaan van der Ven op het criminele pad

De beste verhalen via e-mail ontvangen?