Posts tonen met het label Boeven en boefjes. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Boeven en boefjes. Alle posts tonen

vrijdag 26 februari 2016

Een zeeman met Sambeeks kerkzilver

De Sambeekse kerk, waar in 1861 een zilverdief actief was
De Venlose zilversmid vertrouwt het voor geen cent. Het is dinsdag 31 juli 1861. De onbekende kerel die voor hem staat, met een dikke neus en een hoog voorhoofd, biedt wat ongebruikelijke spulletjes te koop aan. 

Zilveren stukjes van een rozenkrans, maar ook een zilveren kruisje en wat plaatjes. Ik trap er niet in, denkt de smid. Hij waarschuwt de marechaussees en die grijpen de kerel in zijn kraag. Al gauw denkt de politie te weten wie ze in hun cachot hebben: de dief van het Sambeekse kerkzilver!

Twee dagen eerder, op zondagmorgen, is het ontdekt. Het zilver waarmee het Lieve Vrouwebeeld in de Sint Jan de Doperkerk van Sambeek wordt opgesierd, is verdwenen. De koster meent dat op zaterdag alles er nog lag, in een glazen kastje bij het beeld, zo zal hij later tijdens de rechtszitting in Den Bosch verklaren. Maar zondag is alles foetsie. Een zilveren kroon van de Madonna zelf en het kleinere kroontje van het kindje Jezus. Plus een verzilverde rozenkrans en wat zilveren plaatsjes die voorwerpen voorstellen, zoals wat hartjes en een hoofd. De gelovigen zijn geschokt. Wie steelt er nu uit een kerk?

Na de arrestatie in Venlo denkt Justitie wel te weten wie de onverlaat was. Cornelis Kuijpers, zo heet de zilverdief die in de Limburgse stad is opgepakt. Hij komt uit Gorinchem, is 25 jaar oud en zeeman van beroep. In Venlo probeerde hij de gestolen goederen te verpatsen, meent het Openbaar Ministerie.

Die laat een aantal getuigen opdraven tijdens de zitting. Zoals de Boxmeerse herbergier bij wie Kuijpers een paar dagen heeft gelogeerd. De zaterdagmiddag waarop de diefstal vermoedelijk is gepleegd, was de zeeman vertrokken uit het logement. Een paar dagen eerder had de herbergier hem over de Sambeekse kerk horen spreken. Ook een getuige uit Sambeek had de vreemdeling met bewondering over het kerkzilver horen praten. De zeeman had navraag gedaan over de kerk. De gereformeerde Kuijpers zou zelfs overwegen om 'Roomsch' te worden.

En wat oordeelt de rechter? Die vindt het bewijs te dun. De verdachte zegt dat hij voor iemand anders, die Venlo niet binnen durfde te gaan omdat hij schulden had, de spulletjes te koop had aangeboden. Omdat er lichte twijfel is of de teruggevonden stukjes wel echt die uit de kerk zijn en omdat er verder geen sluitend bewijs is, wordt de zeeman vrijgesproken.

Vijf jaar later belandt Kuijpers toch nog in de bak. Wegens landloperij. De gevangenisdirecteur noteert in het register dat de gevangene van het gereformeerde geloof is. Toch maar niet Roomsch geworden...


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- "Dorus, Dorus, ge slaat mij dood..."
Een tragische moord in Haps

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




vrijdag 12 februari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...Koppermaandag, een illustratie van David Vinckboons uit 1608, prentenkabinet Boijmans van Beuningen...
Het is koppermaandag in Maashees. En dus zitten de boeren in de kroeg. Op koppermaandag, de eerste maandag na Driekoningen, wordt gevierd  dat de kortste dag weer achter de rug is. Proost!
Voor Willem Rovers heeft deze maandag, 9 januari 1854, niets feestelijks. De Commies der Rijksbelastingen logeert in herberg Koks en is in het dorp om samen met zijn collega's Bosschart en Ouwerkerk belastinggeld te innen. 

Dat zijn functie hem niet geliefd maakt, weet de 28-jarige Rovers, afkomstig uit Aarle-Rixtel, als geen ander. Maar vandaag maken ze het wel heel erg bont, de boeren van Maashees. Het zullen de vele borrels wel zijn die ze achter de kiezen hebben. Dat ze daarom zo aan het sarren en het schelden zijn. Het is rond de klok van half twee als Rovers en zijn collega's een wel heel vijandige houding aantreffen in de herberg van Smits. Ze vermoeden dat de drinkende mannen  kwaad in de zin hebben. Vooral die Willem Jansen, een 22-jarige boerenknecht uit het dorp, heeft een grote mond. Het maakt de ambtenaren benauwd en ze vertrekken naar de volgende herberg, die van Jan Heez.

Eenmaal buiten worden ze gevolgd. Jansen voert de meute aan.  Als iemand in de herberg van Heez ambtenaar Bosschart de hand schudt, leidt dat tot luide afkeuring. De commiezen worden uitgescholden. 'Kale jakken', zo klinkt er. En 'landopvreters'. Jansen daagt Rovers uit om te vechten. 'Toe dan, toe dan!' De ambtenaren worden omringd en slagen er maar net in om de herberg te ontvluchten.

Rovers keert naar zijn gehuurde kamer terug in herberg Koks. Zijn collega's vergezellen hem, maar vertrekken later op de middag weer. Ze hebben het café net verlaten als ze horen dat de dronken kerels herberg Koks naar binnen zijn gegaan en Rovers belagen. Snel draaien ze zich om. Een paar maanden later verklaren ze voor de rechtbank in Den Bosch dat ze bij binnenkomst zien hoe Rovers  wordt omringd. Ze zien dat Willem Jansen, een kerel met 'reusachtige handen', Rovers een klap in het gezicht geeft. Dan klinkt een schot en valt de boerenknecht op de grond. De kogel uit Rovers' pistool treft de 22-jarige in het hoofd en hij is op slag dood.

Zelfverdediging, zo oordelen de rechters.  Rovers was in het nauw gebracht en in een stemming die verklaarbaar was na een dag van sarren en schelden. Hij wordt ontslagen van rechtsvervolging. De commies betreurt zijn daad wel. Hij had alleen maar willen zwaaien met het pistool, maar ineens, ineens was het afgegaan...

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Goede moordenaar
Koude kant koudgemaakt

De beste verhalen via e-mail ontvangen?



 


vrijdag 5 februari 2016

Gennepenaar slaat zoon dood

...tegen dit toneel speelt het drama in Gennep zich af...
Harry de Groot had een kwaaie dronk. Gezin en buurt vreesden de avonden dat de 23-jarige Gennepenaar met zijn zatte kop bij het huis van de familie in de Zandstraat stampei ging maken. Ook op de avond van maandag 20 januari 1913, die een dramatisch einde zal krijgen,  zitten moeder en zuster bibberend te wachten op wat komen gaat. Even daarvoor hebben ze vader halverwege de Zandstraat gewaarschuwd: "Kom niet  naar huis, hij is weer op zoek naar jou..."

Vader Jan de Groot (47), metselaar van beroep, heeft een zwaar gemoed. Wat moet hij aan met zo'n zoon die voor galg en rad opgroeit en hem en zijn gezin al meermalen bedreigd heeft? De jongen is ook al wegens wangedrag ontslagen uit het Nederlands-Indisch leger. Vorig voorjaar zat hij vier maanden in de bak omdat hij de hand had opgeheven tegen hem, zijn vader. Tijdens de Gennepse kermis was het weer raak: Harry heeft met zijn mes uitgehaald naar een andere kermisklant. Omdat zijn zoon het vooral op hem heeft gemunt, denkt Jan er sterk over om Gennep een tijdje te verlaten. Morgen zal hij naar Amsterdam gaan; misschien is daar een metselaar nodig. 

Tegen half elf die avond lijkt de kust veilig en gaat Jan naar huis. Hij is goed en wel binnen of er wordt hard tegen de deur geslagen. Daar gaat het glas van het bovenlicht aan diggelen. Harry staat, zat als een Maleier, voor de deur. Hij eist geld. En wat roept hij? "Ik steek oe gelijk kapot!" Als Jan zijn vrouw hoort jammeren - "Maak er in Godsnaam maar een eind aan" -, gaat hij naar achteren en haalt een bijl. Hij loopt naar buiten en slaat zijn opgewonden zoon ermee tegen diens kin. Die gaat er tierend vandoor en Jan achtervolgt hem, de Schoolstraat in. Ondertussen om de politie schreeuwend. Dan draait Harry zich om. Vader ziet wat flikkeren in diens opgeheven hand. Hij slaat met de bijl. Nog eens en nog eens. Dan stort zijn zoon zwaargewond ter aarde neer.

Harry de Groot sterft aan zijn verwondingen. Drie maanden later bekent een zenuwachtige vader voor zijn rechters in Den Bosch de misdaad. Het Openbaar Ministerie heeft begrip voor de omstandigheden en eist slechts 2,5 jaar cel. Voor de rechters is de vraag: als het zelfverdediging was, waar is dan het mes? De zitting wordt geschorst en er wordt een onderzoek ter plaatse bevolen. In een tuin aan de Schoolstraat wordt alsnog een mes gevonden. En de vader die zijn zoon doodde, wordt in vrijheid gesteld.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Moord in de zuivelfabriek
- Bende van Oss slaat toe

De beste verhalen via e-mail ontvangen?


 


vrijdag 29 januari 2016

Boze cafébezoeker steekt drie broers neer


...wraak voor een caféruzie in Boxmeer...
Vol wrok zat hij, Johannes Verwaijen. De 47-jarige Boxmerenaar kon het maar niet verkroppen dat hij op tweede pinksterdag 1857 door kastelein Jacob Rongen het café was uitgezet. De uitbater van logement De Gouden Leeuw aan de Keistraat in Boxmeer, de tegenwoordige Steenstraat, had die dag genoeg van Verwaijens ‘onbetamelijke en twistzieke gedrag’ en had hem de deur gewezen.

Bijna een jaar lang liep Verwaijen rond met die wraakgevoelens. „Ik zal me wreken”, zei hij tegen wie het maar wilde horen. Dat had ook de 14-jarige Maria Horsten gehoord, die dat later ten overstaan van de rechters in Den Bosch kwam verklaren: „Voordat ik vertrek uit Boxmeer, zal ik me wreken op de gebroeders Rongen.”

Hij was een kruitvat waar alleen nog maar een brandende lont in gestoken hoefde te worden. Dat gebeurde op de avond van 18 april 1858, tegen half elf. Verwaijen betrad de gelagkamer van De Gouden Leeuw, liep naar de tapkast en vroeg Piet Rongen, een van de drie broers die het logement bestierden, om een halve liter bier. Piet weigerde. Omdat, zo zou hij later tegen de rechters zeggen, Verwaijen in een opgewonden houding de herberg was binnengekomen. Piet nam de ongewenste bezoeker bij de arm en begeleidde hem naar de uitgang. Verwaijen stribbelde flink tegen. „Ik wilde het geschil in der minne bijlegen”, zou hij later verklaren. 

Piets broer Jacob, die op een stoel wat zat te sluimeren, sprong op en schoot zijn broer te hulp. Dat deed ook broer nummer drie, Theo. Toen ze bij de deur van de gelagkamer aan het duwen waren, greep Verwaijen onder zijn jasje. Flits ging het en nog eens en nog eens. De drie broers vielen op de grond. Piet met het knipmes geraakt in buik, ribben en hals. Theo was in de borst gestoken en Jacob in de bovenarm.
Ze overleefden het. Piet was er het slechtst aan toe: lag vier weken in bed en kon 36 dagen niet werken. Theo kon tussen acht en tien dagen zijn beroep niet uitoefenen en en Jacob kon twintig dagen niets doen.

Verwaijen werd opgepakt. De rechtbank hoorde meer dan twintig getuigen. Verwaijens raadsman, mr. Laurillard, vond dat zijn cliënt „eene hevige opgewondenheid aan den dag had gelegd”; hij meende dat de oorzaak in krankzinnigheid moest worden gezocht en vond een straf van maximaal 3 maanden wel genoeg. De rechtbank dacht er anders over. Verwaijen kreeg zes jaar tuchthuis opgelegd en twee boetes van elk 25 gulden. En hij moest de rekening voor het dure proces betalen: 230 gulden.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een beestachtig moordenaar
Moord in Boxmeer

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 22 januari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...stroperij gebeurde in de 19de eeuw heel veel...
Stroperij was aan de orde van de dag. Niet minder dan 6.612 keer moest tussen 1811 en 1930 een man of vrouw uit het noordoosten van Brabant zich bij de rechtbank in Den Bosch melden omdat hij of zij werd verdacht van stroperij. Van het stiekem vangen van hazen en konijnen in het bos van een ander. Dat was dus gemiddeld een keer per week.

Dit zijn alleen de gevallen waarin iemand betrapt werd en voor de rechter werd gebracht. Het daadwerkelijk aantal gevallen van stroperij lag natuurlijk vele malen hoger. Waarom werd er zoveel gestroopt? Het was vooral de armoede die mensen ertoe dreef in het bos van de adel en de gegoede burgerij op zoek te gaan 
naar een extra stukje vlees. En wie weet, misschien een beetje de spanning…

Daags na kerstmis 1853 slopen Hendrik Arts uit Cuijk, tolgaarder van beroep, en zijn maat Johannes van Cuijk, in het dagelijks leven timmerman, door het bos ten zuiden van Cuijk, ter hoogte van Sint Agatha. De Grote Padbroek, zo werd het landgoed genoemd. Het was particulier bezit, mogelijk toen nog van de familie Van Sasse van Ysselt uit Boxmeer.

De tolgaarder, iemand die langs een van gemeentewege aangelegde grindweg geld (tol) vraagt aan passanten, en zijn compagnon hadden een aantal zakken bij zich en een fret. Dat diertje werd het hol van een konijn in gejaagd terwijl de andere openingen met een zak werden afgesloten. Een zeer effectieve manier om konijnen te vangen. Ze bleven nog leven ook, want als je ervoor zorgde dat de fret van tevoren had gegeten, bleef ie van het konijntje af.

Drie maanden later stond timmerman Van Cuijk in Den Bosch voor de rechter. Hij en Arts waren die bewuste nacht door de veldwachter tijdens het stropen betrapt; Arts was echter niet komen opdagen. Het tweetal werd ervan beschuldigd zonder toestemming van de eigenaar van het bos konijnen te hebben gevangen. Klopt niet helemaal, zei de timmerman. „Een kennis van me had wel toestemming en die heeft mij de fret uitgeleend om in dat bos konijnen te vangen. En Arts ging gewoon mee om te kijken.”

De rechters geloofden er niets van en verklaarden de twee schuldig aan stroperij. Zakken, konijnen en fret kwamen aan de staat toe en de stropers moesten elk 10 gulden boete betalen. Of zeven dagen de cel in. De proceskosten, 8 gulden en 30 cent, kwamen ook voor hun rekening. De thuisgebleven tolgaarder had er beter aan gedaan wél naar Den Bosch te komen. Nu kwam de deurwaarder uit Boxmeer het vonnis thuis afleveren. Inclusief de rekening daarvoor: 3 gulden en 16 cent. Dat was een duur uitstapje geweest in de Grote Padbroek.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Postuum BN'er Jan van der Pas
Zichtbaar gezag

De beste verhalen via e-mail ontvangen?





vrijdag 15 januari 2016

Dienstmeid steekt paard met hooivork dood


...deze foto staat los van de gebeurtenissen met het paard in dit verhaal...
Wie een dier mishandelt, wordt bestraft. Dat vinden wij nu heel normaal, maar dat was vroeger niet zo vanzelfsprekend. Twee eeuwen geleden bijvoorbeeld werd er best wel eens een straf uitgedeeld aan iemand die een dier dusdanig toetakelde dat het niet meer verder kon of dood ter aarde neerviel. Maar de reden van die straf was geen algemeen gedragen gevoel van medelijden met het dier zelf. 

Het ging in ieder geval om een dier van een ander. Wat je met je eigen vee en huisdieren deed, daar bemoeide niemand zich mee. En het ging om dieren die een bepaalde economische waarde hadden. Een mooi voorbeeld van strafrecht waarbij een dier slachtoffer was, maar de straf vooral een genoegdoening diende te zijn voor de eigenaar van het dier, is het geval van de dienstmeid en het ruinpaard, een gecastreerde hengst.

In Grave moet de politierechter zich op 3 oktober 1811 uitspreken over een kwestie waarin een paard het leven had gelaten. Dat het werkpaard dood is, is een strop voor boer Johan Verkuylen uit Uden. Het is allemaal de schuld van Mechel van den Burg. Dat is de dienstmeid van een andere boer, Kobus van der Logt. Blijkbaar was de ruin van Verkuylen, ondanks dat ie gecastreerd was, niet zo makkelijk in de omgang. Of had Mechel gewoon een slecht humeur gehad, die woensdag de 28e augustus? Feit is dat ze de gaffel, de hooivork, had gepakt en eens flink had gestoken naar het arme beest. ‘In weerwil van aangewende geneesmiddelen’, zoals het zo mooi wordt omschreven in het vonnis, is de ruin aan zijn verwondingen overleden.

Twee mensen staan er terecht. Machel zelf, maar ook haar baas, boer Kobus. De rechter acht het feit bewezen en verwijst naar de Code Penal, het wetboek van Napoleon, dat in 1811 – Nederland was ingelijfd bij Frankrijk – gold. Wie de dood van andermans vee op zijn geweten heeft, wordt gestraft. En dus krijgt Machel een boete. Of ze maar even elf francs wil betalen. Dan is haar baas aan de beurt. Die komt er niet met een armzalige boete van af. 

Het mag dan zo zijn dat Machel de gaffel had opgepakt, de baas is verantwoordelijk. En dus bepaalt de Graafse rechter Krieger dat boer Kobus schadevergoeding moet betalen aan Verkuylen. Krieger vindt wel dat Verkuylen de waarde van zijn ruin schromelijk heeft overdreven. En dus hoeft Kobus geen 217 francs te betalen, maar ‘slechts’ 180. Plus de gerechtskosten: 37 francs en 70 centimes. En Machel, komt die er met haar lage boete vanaf? Niet helemaal. De rechter verbiedt haar ook om zoiets ooit nog eens te doen…


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
De Slag van Lekkerbeetje
Udense soldaat veroordeeld voor desertie

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




vrijdag 8 januari 2016

„Dorus, Dorus, ge slaat mij dood…”

...hangend aan de galg...
‘Vol berouw en leedwezen over zijne afschuwelijke misdaden is hij met gelatenheid en vol vertrouwen op God de eeuwigheid ingegaan.’ Zo schreven de kranten er over in april 1838. Over de dood van Dorus Koenen (45). Op de markt in Den Bosch, op donderdag 19 april 1838, blies de Vierlingsbeekse dagloner en jager zijn laatste adem uit. Hangend aan de galg.

Het was dan ook niet niks, de misdaad waarvoor Koenen van zijn rechters de zwaarste straf had gekregen. Hij had zijn eigen moeder vermoord. De 87-jarige vrouw zó hard geslagen, zo ruw mishandeld, dat ze kort na die daad in haar bedstee was overleden. En dan had ie ook nog geprobeerd die vreselijke moord op een ongeluk te laten lijken. In de ochtend van 22 augustus 1837 was hij zijn buren, Jan Jacobs en Jan Verstralen, gaan halen. Of ze misschien wilden helpen bij het afleggen van het lijk van zijn moeder? Die was die nacht in haar bedstee overleden. Er was een muurtje omgevallen en de vallende stenen waren haar fataal geworden.

De buren wisten heel goed met wat voor een sujet ze te maken hadden. Die Dorus stond niet zo goed bekend. Dus toen de buren bij de bedstee kwamen en dat toegetakelde gezicht zagen van hun oude buurvrouw geloofden ze niks van Dorus’ verhaal. Verspreid in bed lagen inderdaad wat stenen van een muurtje en wat steengruis. Vast wel afkomstig van dat muurtje daarnaast. Maar ze vertrouwden het niet. „Wij raken dat lijk niet aan”, zeiden ze. Ze waarschuwden de burgemeester. 

De vrederechter in Boxmeer gelastte een lijkschouwing en daaruit bleek al snel dat die stenen niet de doodsoorzaak waren geweest. Tijdens die lijkschouwing sloop Dorus stiekem het huisje uit. Hij liep naar Venray en vroeg daar in een herberg of het klopte dat ‘deserteurs’ in die plaats nog op asiel konden rekenen. „Een moordenaar zal in de vier hoeken van de wereld niet vrij zijn”, zei de herbergier.

De volgende dag meldde Dorus Koenen zich bij de vrederechter. Daar kwam de waarheid snel aan het licht. Dorus’ vrouw getuigde dat hij de avond ervoor dronken was thuisgekomen van de Groeningse kermis. Dat hij haar met haar kinderen op weg naar huis was tegengekomen en haar dusdanig had bejegend dat ze het raadzaam achtte de nacht ergens anders door te brengen. Dorus was thuisgekomen en had daar zijn bij hem inwonende moeder mishandeld. Buren hadden het zelf gehoord, hoe de oude vrouw nog geroepen had: „Dorus, Dorus, ge slaat mij dood…”

En zo was het ook.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
Goede mannen, steekt uw sweert in uw schede

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 18 december 2015

Het verhaal van aangeschoten veldwachters

...impressie van landgoed Hattert...
Veldwachter, op dat beroep hoefde je vroeger niet echt jaloers te zijn. Hij probeerde de orde te bewaren tussen dat rauwe volk op het platteland dat een beetje respect had voor meneer pastoor maar weinig voor de handhaver der wet. Het ging vaak hard tegen hard.

Zoals in de nacht van zaterdag 4 op zondag 5 november 1905. Met zijn vieren slopen ze door de bossen. Vier veldwachters die moesten controleren of er werd gestroopt in de bossen van Smits van Hattert, de familie die het landgoed Hattert in Vierlingsbeek bestierde. En ja hoor, die nacht hadden ze succes. De vier veldwachters betrapten een stroper op heterdaad. De man was met een lichtbak in de weer. Een sterke lamp waarmee je het wild, hazen en konijnen, in het donker kunt verblinden. De dieren blijven meestal stilzitten en zijn dan een makkelijke prooi.

De betrapte stroper bleef echter niet stilzitten. Hij ging op de vlucht en schoot ondertussen met zijn hagelgeweer op zijn belagers. Twee hoeders der wet werden geraakt. Veldwachter Antoon Bus uit Vierlingsbeek kreeg een schot hagel in zijn enkel. De gemeenteveldwachter van Maashees, Huub Bouten, was er erger aan toe. Die kreeg een schot hagel in zijn been. Hij moest voor geneeskundige verzorging naar het hospitaal in Venlo gebracht worden.

De stroper ontkwam die nacht, maar hij zou toch zijn straf niet ontlopen. Al de volgende dag stonden de marechaussees bij hem op de stoep. Ondanks het donker hadden de veldwachters de snoodaard herkend. Het was immers iemand die nog niet zo lang geleden aan hún kant van de wet had gestaan. De stroper heette Augustinus van der Heijden en woonde in Groeningen. Hij was een tijdje veldwachter geweest in Cuijk, maar had nu de stiel van zijn vader weer opgepakt: klompenmaker. Blijkbaar was daar onvoldoende mee te verdienen om zijn acht kinderen mee te voeden en stond er met enige regelmaat gestroopte hazenbout op het menu.

Tijdens de rechtszitting in Den Bosch werden niet minder dan twaalf getuigen gehoord. Onder wie drie doktoren en een wapen smid. Van der Heijden werd op 8 maart 1906 veroordeeld tot vier jaar cel. Wegens goed gedrag was hij na drie jaar weer vrij man. Veldwachter Bouten was toen, in 1909, al een jaar dood. Niet als gevolg van het schot in zijn been tijdens die tragische ontmoeting in het bos overigens. De gemeente Maashees en Overloon deed na zijn dood een oproep voor een nieuwe veldwachter. Ondanks het gevaarlijke beroep, kwamen er toch 48 sollicitanten op af. Vast en zeker gelokt door het geboden jaarloon: 400 gulden…

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een overspelige dominee
Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 11 december 2015

Een moord en de zoektocht maar een schat...


Van kleermaker Gerard Hulsman was bekend dat hij wel een paar centen had. Ook al woonde hij in een wat armoedig huis net buiten Gennep. Toen Theo Hoesen uit Ottersum op zondagmorgen 9 november 1890 langs de stulp van de zeventiger kwam, zag hij dat er twee ruiten kapot waren. Binnen trof Hoesen het koude lijk aan. 

De handen waren achter de rug gebonden. Twee messteken hadden de kleermaker zijn leven gekost. Er was in alle laden en kasten gezocht. Een vrouwtje uit Hommersum dat van de euvele daad hoorde, wist zich te herinneren dat ze was aangesproken door een onbekende. Of ze misschien wist waar in Gennep die kleermaker woonde die flink in de slappe was zat? „Dan ga ik daar eens kijken of ik wat geld los kan krijgen.”

Justitie tast in het duister. Er komt licht in de zaak als op eerste kerstdag 1890 in Weustenrade, gemeente Klimmen, een beruchte crimineel wordt aangehouden. Het is de 33-jarige Jan Hendrik Leunissen; officieel schoenmaker, in de praktijk inbreker. Hij noemt zich graag ‘Rinaldo Rinaldini’, naar de rovershoofdman uit een achttiende-eeuwse schelmenroman. Zijn aanhouding verloopt weinig gladjes. Bij de gewelddadige bestorming van het huis van de moeder van de inbreker komt ene Van den Brand om het leven.

Tien jaar cel krijgt Leunissen van de rechtbank in Roermond en daarna nog eens zes van die in Breda, wegens diefstal en verkrachting. Justitie in Den Bosch vermoedt dat hij ook iets met de moord in Gennep te maken heeft. In oktober wordt hij, geboeid en zeer goed bewaakt, naar Gennep gevoerd om met de getuige uit Hommersum te worden geconfronteerd. Die zegt de man te herkennen. Als justitie hem ondervraagt, antwoordt hij brutaal: „Als jelui van die zaak wat weten wilt, dan moet jelui het maar uitzoeken; je wordt er goed voor betaald.”

Toch komt het niet tot een rechtszitting. Misschien oordeelt justitie wel: ach, de eerstkomende zestien jaar zit hij toch achter slot en grendel. Leunissen komt ook nooit meer vrij. Op 26 januari 1906 sterft de crimineel in de Groninger gevangenis, naar verluidt ‘aan een slepende ziekte’.

De erfgenamen van Hulsman erven 5.000 gulden. Dat valt ze tegen, ze hadden meer verwacht. Een jaar na de moord verkopen ze het huis en beuren, ocharm, niet meer dan 15 gulden. Ze maken wel een mooie deal met de nieuwe eigenaar. Mocht die ooit een schat aantreffen in of om het huis, dan zal die met de erfgenamen gedeeld worden. Is er ooit een schat gevonden? Geen idee…

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Ontsnapping uit Gevangentoren
- Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 4 december 2015

Het monster uit de wildernis


Sommigen in Velp en Reek meenden dat ze idioot was. Anderen vonden haar kwaadaardig. Misschien zat ze ook wel achter de branden die de twee dorpen de laatste tijd teisterden. Een monster, zowel lichamelijk als geestelijk. Dat was misschien wel de beste omschrijving van het meisje met de woeste, flonkerende ogen…

15 jaar oud was ze, deze Maria van der Linden. Ze kwam uit Reek, uit een buurt die bekend stond als ‘de Wildernis’. Zei dat niet genoeg? Niemand stond ervan te kijken toen ze op de avond van donderdag 6 oktober 1875 in opdracht van marechaussee Sellschop werd opgepakt. Had zij, eerder die dag, niet ook als enige geweigerd mee te zoeken naar de verdwenen dochters van Antoon Laarackers uit Reek, 6 en 9 jaar oud?

Ze lachte het toegestroomde publiek brutaal uit toen ze naar de Graafse gevangenis werd gevoerd. Maar eenmaal binnen kwam het al gauw tot een bekentenis van ‘het kind van de wildernis’.
Ja, zij had die ochtend de twee meisjes vermoord. Ze was in Velp eikels aan het rapen toen de twee haar, niet voor het eerst, uitscholden. Haar toeriepen dat zij geen centen had voor de kermis en de twee zusjes lekker wél.

Ze had haar knipmes gepakt en de oudste, Henrica, een bosje ingelokt. Had het kind een snee toegebracht en vervolgens in de ogen gestoken. Nog een steek was nodig om het kind te doden. Vervolgens had ze het 6-jarige zusje, Theodora, in een sloot geduwd en net zo lang onder water gehouden totdat ze niet meer spartelde.

De rechters die op 21 februari 1876 de dubbele moord behandelden, troffen tegenover zich geen meisje aan. Daar stond een jongen. In de gevangenis was aan het licht gekomen dat de jonge dader – klein van stuk, met een bleek aangezicht en een kuiltje in de kin – een penis had. „Ik ben altijd als meisje opgevoed en heb er nooit aan gedacht dat ik een jongen zou kunnen zijn”, zei hij tegen de rechters. Hij had een zeldzame afwijking aan zijn geslachtsorgaan: hypospadie. Bij zijn geboorte was er maar voor gekozen het kind als een meisje te beschouwen…

Afwijking of niet, de rechters oordeelden dat de jongen in koelen bloede zijn daden had gepleegd. En dat er niets mis was met zijn geestelijke vermogens. Vijftien jaar verbeterhuis, zo luidde het vonnis een week later.
Toen hij, als vrij man, in 1903 wilde trouwen, was er een probleem. Volgens de geboorteakte was hij immers een vrouw. De rechtbank kwam er opnieuw aan te pas. Nu om te verklaren dat die geboorteakte moest worden gewijzigd: vrouwelijk werd mannelijk en Maria werd Marinus.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Een beestachtig moordenaar
- De Goede Stad: crimineel of niet

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 27 november 2015

De Rijdende Rechter van 1834

..."dit is mijn uitspraak en daar moet u het mee doen"...
Vrederechter. Zo heette de rechter die tussen 1811 en 1838 uitspraak deed in relatief kleine geschillen. Vergelijk het met de kantonrechter die we nu kennen. Of met de rijdende rechter van de tv. Eigenlijk moest de Vrederechter vooral voorkomen dat een zaak bij de echte rechtbank werd aangespannen. Daarnaast had hij een aantal officiële taken, zoals aktes opmaken en beëdiging van ambtenaren. Het vredegerecht hebben we te danken aan het rechtsstelsel dat onder Napoléon is ontstaan.

Op maandag 22 december 1834 kreeg de Vrederechter in Boxmeer, dat was de in Nijmegen geboren Hendrik Sander van Hien (1798- 1884), een aardig geschil te behandelen. Het ‘boefje’ dat voor hem stond, was de smid uit Sint Anthonis. Niet zomaar een smid, nee, hij was meester ijzersmid. Een man van aanzien, deze Martinus Remmen. Zat ook goed in de slappe was. Zijn naam duikt regelmatig op in schuldbekentenissen uit die tijd. Herbergier Bekkers uit Boxmeer bijvoorbeeld had 1.160 gulden van de smid geleend. Boer Pijls uit Vierlingsbeek was hem 500 gulden schuldig en aan boer Van Sambeek uit Wanroij had hij 700 gulden uitgeleend.

Maar nu stond hij in de beklaagdenbank. Hermanus van Cuijk, horlogemaker uit Boxmeer, wilde geld van hem zien. Met Remmen had hij wel vaker zaken gedaan, maar nu was het spaak gelopen. De Sint Tunnisse smid had Van Cuijk gevraagd eens wat gouden zakhorloges te laten zien. Want Remmen wilde zijn zoon er een cadeau doen. Van Cuijk liet een aantal horloges bezorgen en kwam er mee naar Remmen. Maar die wilde er vervolgens niet uit kiezen. Zodat Van Cuijk onverrichter zake naar huis ging. Met de pee in. Want zelf maakte hij geen zakhorloges. Hij bouwde staande horloges (klokken). Hij had ze op zicht van een ander en had een voorschot moeten betalen. Remmen weigerde die kosten te vergoeden.

Vrederechter Van Hiem kon het chagrijn van Van Cuijk wel begrijpen. Vooral nadat een getuige, Johannes Hermans, onder eed verklaarde dat hij Remmen de bestelling had horen doen. „Het is overbekend”, aldus Van Hien, „dat Van Cuijk slechts horlogemaker is en geen koopman in gouden horloges.” Als je iets bij hem bestelt, kun je er van uitgaan dat hij kosten moet maken. En dus, zo vonniste Van Hien, moest Remmen met geld over de brug komen. De smid moest de horlogemaker 16,75 gulden betalen. Of de twee later nog zaken hebben gedaan? Daarover zwijgen de boeken…


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Bij de kladden
Moord en martelingen in Breda

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 20 november 2015

Een tragische moord in Haps

...Bernardus Panders...
Zachtjes moet hij doen. Heel zachtjes. Want zijn zoontje van 5 mag niet wakker worden. Het enige kind dat hem nog herinnert  aan zijn vorig jaar overleden vrouw, mag geen getuige zijn van de gruwelijke daad die hij zo meteen zal gaan plegen. 'Neem het maar gauw weg', heeft ze net gezegd, de vrouw die in haar bedstee ligt bij te komen.  

Zojuist heeft hij de navelstreng doorgeknipt. Nu loopt hij naar de stal met in zijn handen dat spartelende  en krijsende vrachtje. Zo meteen zal hij met zijn mes een  lint van de voorschoot  snijden die in de stal ligt. Hij zal het lint om het halsje van de pasgeborene leggen en er aan trekken. Het moet. Bevreesd voor de schande, is er maar één uitweg: het kind moet weg. Zij heeft het ook gezegd: 'Neem het maar gauw weg..'.

...geboorteakte van het overleden kindje...
Het is vroeg in de ochtend van vrijdag 11 juni 1875 als in een keuterboerderijtje aan de Aalsvoort in Haps een pasgeborene om het leven wordt gebracht. De dader is Bernardus Panders, een 33-jarige arbeider. Hij wurgt het kind met een lint dat hij van een voorschoot snijdt en begraaft het direct, in de stal, naast het secreet. Hij stampt de aarde aan. Twee weken later zullen een luitenant en een brigadier van de marechaussee op bevel van justitie in de stal een onderzoek instellen en 'op circa één en één vierde meter onder den beganen grond' een aardappelzak aantreffen met daarin het lijkje van een pasgeboren meisje. Om haar hals een dichtgeknoopt lint. Een lint van precies dezelfde samenstelling als de voorschoot die veldwachter Arts uit Haps eerder al op de deel van het boerderijtje gevonden had. Een voorschoot waarvan een lint was afgesneden.

De huisartsen Van Aernsbergen uit Cuijk en Sormani uit Boxmeer, die het lijkje hebben onderzocht, zullen later voor de rechtbank verklaren dat het aangezicht van het kindje was platgedrukt 'zoodat de beide wangen sterk ter zijde uitpuilden en het neusbeen geheel verbrijzeld was'. Toch is wurging de doodsoorzaak geweest en niet een klap tegen het hoofd, concluderen de doktoren. Vermoed wordt dat de beschadigingen aan het gezichtje zijn  ontstaan toen de dader de aarde aanstampte. 

Is die eenvoudige arbeider uit Haps, die sinds het overlijden vorig jaar van zijn vrouw Wilhelmina alleen met zijn zoontje van 5 is achtergebleven, daadwerkelijk de dader? En van wie is het kind? En hoe is de vreselijke daad ontdekt? En welke moord wordt er nog meer gepleegd? Lees hier de tragische ontknoping.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
- Criminaliteit in Gestel
- Osse bende opgerold

De beste verhalen via e-mail ontvangen?