vrijdag 12 april 2013

Wat doet die kabouter daar in ons archief?

...Geograaf Christiaan Sgrooten (ca 1532-1608) geeft hier 'Ravesteins gerycht' aan... 

Oké, het verhaal klinkt ons nu wat ongeloofwaardig in de oren maar het moet ongeveer zo zijn gegaan. Als je zo’n twee eeuwen geleden’s avonds laat over de heide liep tussen Heesch en Schaijk kreeg je soms gezelschap van een kabouter - Hans Joppen - die plotseling verdween in een zandheuvel maar niet zonder afscheid te hebben genomen: “Houdoe, wônne, ik zè dr.” En dáárom heet er nu een heuvelachtig gebied, vlakbij de Mun, de Hansjoppenberg.

Het feit dat er vroeger veel kabouters, witte wieven en heksen op de heidevelden huisden – of in ieder geval dat dat werd gezégd - is niet bijzonder. Maar dat je daar soms sporen van terugvindt in het archief; dat is wel opmerkelijk. Dan moet je er wel vanuit gaan dat zijn naam door de tijd heen enigszins is verbasterd: van Hans Jacob naar Hans Joppen.

Hans Joppen zou zich ophouden in de uitgestrekte heide tussen De Peel en De Maaskant. Zijn verhaal is door verschillende mensen in verschillende tijden opgetekend. J. Sinnighe noteert het in 1933 in het Noord Brabantsch Sagenboek. Al een eeuw eerder komt de naam Hansjoppenberg voor in het Geschiedkundig Mengelwerk van C. Hermans. C. Kraijenhoff noteerde al in 1809 de Hansjoppenberg op de kaart van de Noordelijke Provincien van het Koninkrijk der Nederlanden. Volgens Jan de Quay uit Beers bestonden er twee versies voor het ontstaan van de legende: bij de ene zou een zekere Hans Joppen op deze berg zijn vrouw hebben vermoord, bij de andere zou Joppen zelf daar door moord om het leven zijn gekomen (en daar zijn begraven).

Onderzoeker – en vaste bezoeker van het BHIC - Jan van der Heijden deed enige tijd terug een opmerkelijke ontdekking in de Kroniek van het St. Geertruiklooster te’s-Hertogenbosch. In deze kloosterkroniek, daterend in de tweede helft van de zeventiende eeuw, tekent een onbekende chroniquer het volgende op:

“den 15 dito is een ruijter genaamd HANS JACOB
levendig gerabraeckt
tussen Hees en Schaijck
op de plaetse alwaer hij
de moort gedaen hadde:
hij hadde sijn vrouw
de keel afgesneden”

Vind je dit interessant? Lees dan ook: 

Geen opmerkingen: