Posts tonen met het label Noord-Brabant. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Noord-Brabant. Alle posts tonen

vrijdag 8 april 2016

Nieuwe Limburgers uit Noord-Brabant

...het hoofdgebouw van staatsmijn Maurits...
In de voorbije vier jaren bracht de Noord-Brabantse Limburger Theo Aldenzee alle ingezetenen van de gemeente Geleen tussen 1601 en 1985 bij elkaar met genealogische software van Pro-Gen; in totaal meer dan 65.000 personen. Een klein gedeelte van de nieuwe Limburgers in de ‘Wereldstad’ kwam uit Noord-Brabant.

Net als de genoemde auteur emigreerden deze Noord-Brabanders naar het sjônste stôkske Niederlandj om een goed inkomen te verwerven onder meer via de diepe schachten van de kolenmijnen. In zijn verhaal gaat Theo Aldenzee verder in op de staatsmijn Maurits en haar cokesfabrieken en chemische bedrijven op Lutterade, Graetheide en Kerensheide en de Noord-Brabanders die in Geleen zich vestigden. In 1902 werden de private steenkolenmijnen genationaliseerd en verenigd in de nieuw opgerichte NV Nederlandsche Staatsmijnen zetelend in Heerlen met slechts één aandeelhouder; de Nederlandsche staat. Direct begon men naar steenkool te boren in de Oost-Brabantse- en midden-Limburgse Peelgebieden en in het oude graafschap Geleen, met als resultaat dat kort daarna werd begonnen met de bouw van de SM Maurits. Deze werd officieel in 1926 in gebruik werd genomen.

Deze onderneming bood veel werkgelegenheid en trok veel vreemdelingen uit Oost- en Zuid- Europa, de Balkan- en de Baltische landen maar ook uit Duitsland en België. En uit Noord-Brabant: in de meeste gevallen boerenzonen die de bedrijven van hun ouders - om welke reden dan ook - niet konden overnemen. Of werkloos geworden dagloners en fabrieksarbeiders die een hoger inkomen verwierven met het zeer zware werk, in de diep onder de grond te bouwen pijlers, waarin zij de steenkool weghakten. Sommigen konden per spoor één of twee keer naar huis (voor één of twee dagen) maar meestal kwamen, na de twee maanden lange proeftijd, hun gezinnen ook naar Limburg. Daar werden ze gevestigd in betaalbare huurwoningen van de Staatsmijnen in de nieuwe tuinwijken als Lindenheuvel en Lutterade/Krawinkel. Of in de ‘kolonies’ van de omliggende gemeenten zoals Kerensheide, Stein, Beek, Sittard  

Later reden er dagelijkse trams en autobussen tussen de grensgebieden van Kempen en Peelland en Midden-Limburg, de Duitse Selfkant en Luik, naar Geleen maar ook naar de mijnen in de Belgische Hoge Kempen en het Duitse Alsdorf. De Noord-Brabanders integreerden snel in de plaatselijke verenigingen zoals de schut, de fanfare of harmonie, zangkoren en toneelverenigingen of carnavalsgezelschappen. Al deze in Noord-Brabant geboren nieuwe ‘Gelaeners’ kunnen worden geselecteerd uit het eerder genoemde Pro-Gen bestand en (ev. via Gedcom) worden verzonden aan niet-commerciële stamboomonderzoek(st)ers. Alle data tot 1915 en indien overleden tot 1985 staan er in.

Wil je het hele verhaal van Theo Aldenzee lezen? Klik dan hier. In deze tekst staat ook hoe je contact met hem kunt opnemen. Wil je in de persoonsbladen zelf kijken; klik dan hier. 

Geschreven door:
Theo Aldenzee

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
De beste verhalen via e-mail ontvangen?








woensdag 29 januari 2014

Archiefstukken om je billen mee af te vegen

...restauratie van aangetaste archieven...
Papiervisjes zijn berucht, brand al evenzeer en ook wateroverlast vormt een ernstige bedreiging voor al onze kostbare archiefstukken. Maar als archiefstuk roemloos eindigen in de toiletpot, dat is nieuw. Pieter Huistra schreef onlangs op de site Cultuurgeschiedenis.be over deze 'onwelriekende affaire uit 1888' die plaatsvond in Noord-Brabant.

Het verhaal begint in 1887 en komt onder ogen van ambtenaar jonkheer Victor de Stuers. De Stuers staat bekend om zijn strijd voor behoud en beheer van erfgoed: van bouwwerk tot archiefstuk. En daarover schrijft De Stuers: "Men verhaalt mij dat ten vorigen jare een register uit uw archief, uitgeleend aan een lid van de Commissie der Vicarien, in de woning van laatstgenoemde geworpen is op het heimelijk gemak en gedeeltelijk zelfs in den beerput, en dat dit gedeelte wel weder geheel of ten deele is tevoorschijn gebracht, doch natuurlijk in uiterst gehavenden toestand aan 's Rijks archiefdepot is terugbezorgd."
...De Stuers zoekt de kwestie over dit 'privaat-leven' tot op de bodem uit... 
Met andere woorden: een geleend archiefstuk is wel teruggebracht, maar pas nadat het als toiletpapier is gebruikt. De Stuers gaat op onderzoek en stuit op archivaris Bondam. Bondam staat bekend om zijn zorgvuldigheid die zo ver gaat dat hij de concierge instrueert enkel 'Zweedse lucifers' te gebruiken, in verband met brandgevaar. Toch gaat het onder zijn toeziend oog mis, alhoewel het volgens Bondam wel meevalt. Er was een register teruggebracht met een gescheurd schutblad maar na herstel zou er geen schade meer zijn geweest. Wil je het hele verhaal lezen, klik dan hier.

Vind je dit interessant? Lees dan ook: 
- Cold case archiefkraak
- Middeleeuwse stukken op de bakfiets

maandag 20 augustus 2012

Saaie carnavalsfeesten in het Roomse Zuiden...

...Veel tieners gaan met carnaval gekleed als hun idool Lady Gaga ...
"Wat wordt het dit jaar met carnaval? Hoe ga ik verkleed, als Egyptische prinses of Romein misschien?" Het lijkt misschien nog ver weg maar vele Nederlanders van 'onder de rivieren' zijn het hele jaar bezig met de voorbereiding van carnaval. Deze traditie is al eeuwenoud, maar toch hebben de katholieken zich niet elk jaar van onze geschiedenis feestelijk kunnen uitdossen.

In het jaar 1919 werd door het Militair Gezag bekendgemaakt dat het op 2,3,4,9 en 30 maart verboden was "zich gemaskerd, vermomd of verkleed op den openbaren weg te vertoonen".
Dit verbod gold alleen voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland ‘ten zuiden van den Boven-Rijn.' Alleen voor het Roomse Zuiden dus. Dit ging ongetwijfeld over carnaval!


Het verbod van het Militair Gezag op maskers en verkleedpartijtjes tijdens carnavalsfeesten in 1919

In 1919 waren de Europese grootmachten nog steeds verwikkeld in de Eerste Wereldoorlog, ondanks de wapenstilstand die in november 1918 gesloten was. Nederland was ingesloten tussen verschillende landen die met elkaar in oorlog waren. De definitieve vrede werd pas op 28 juni 1919 in Versailles getekend.

Bovenstaand verbod moet in de context van deze oorlog gezien worden. De genoemde dagen in maart komen precies overeen met het carnavalsfeest van dat jaar. Op 30 maart vond overigens het ‘halfvasten’ plaats, dat vroeger ook uitbundig gevierd werd met bijvoorbeeld balfeesten. Tijdens de carnavalsfeesten gingen vele katholieken verkleed en vaak ook gemaskerd de straat op. Maar in oorlogstijd kan dit tot zeer gevaarlijke situaties leiden, bedacht het Militair Gezag. Met al die feestelijke maskers, kostuums en hoedjes waren mensen immers onherkenbaar en wie weet wat er onder al die vrolijke rokjes en tenues schuilging!
In 1916, toen de Eerste Wereldoorlog nog volop aan de gang was, werden er pas echt draconische maatregelen door het Militair Gezag genomen. Niet alleen mocht je geen maskers of kostuums dragen, maar je mocht ook geen toneelstukken opvoeren en zelfs het maken van muziek was uit den boze. Bovendien moesten alle "lokalen bestemd tot gezellig verkeer" om 12 uur ’s nachts hun deuren sluiten!

Gedeelte van de strenge maatregelen van het Militair Gezag in 1916
Ook vandaag de dag zien we voorbeelden van dit soort veiligheidsmaatregelen. Zo verklaarde George W. Bush in 2001 de oorlog aan het terrorisme. Tijdens een oorlog is het namelijk gemakkelijker om bepaalde zaken te verbieden. Steeds vaker hoor je in verschillende landen stemmen opgaan voor een boerkaverbod. Daarbij speelt zeker mee dat je dragers van een boerka moeilijk kunt herkennen en in deze tijden van dreigend terrorisme zou dat volgens sommigen gevaarlijk kunnen zijn.

Bovenstaande bekendmakingen van het Militair Gezag moeten dus als een veiligheidsmaatregel worden gezien ten tijde van oorlog. Al met al zullen het tussen 1914 en 1919 bijzonder saaie carnavalsfeesten zijn geweest, zo zonder muziek en al die verklede piraten, ridders en prinsessen!

 

woensdag 25 juli 2012

Van de straat


Graafwerkzaamheden ten behoeve van de verbetering van de Aa

De Melkertbanen van de jaren dertig, zo zou je de werkverschaffing kunnen noemen waarmee voor de oorlog de werklozen ‘van de straat’ werden gehouden. In het BHIC is er veel van deze overheidsbemoeienis bewaard gebleven.

Je vindt bij ons bijvoorbeeld het archief van de Stichting Werkverschaffing en Ontginning Noord Brabant. De oprichting van deze stichting in 1937 kan gezien worden als het sluitstuk van een baaierd van werkverschaffingsprojecten. Het was een breed gedragen initiatief van provinciaal bestuur, landbouworganisaties en vakcentrales. Lang heeft de stichting trouwens niet bestaan. Zij werd in 1942 na een forse ruzie tussen het bestuur en de Duitse bezetter opgeheven.

Ontginning was het hoofddoel van de stichting. Als je gaat snuffelen in de archiefstukken zie je heel treffend hoe en tegen welke kosten grote delen van de Brabantse heidevelden geschikt werden gemaakt voor de landbouw. Zo kostte de ontginning van een stuk heide onder Liempde dat eigendom was van het Mannengasthuis uit Esch precies 1800 gulden. Daarbij werd rekening gehouden met een uurloon van 22 cent. De gemeente moest dan wel de planken en de kruiwagens ter beschikking stellen.

Persconferentie in het nieuwe zwembad De Kienehoef in Sint-Oedenrode. Het zwembad is aangelegd tijdens de werkverschaffin rond 1937 (Foto: BHIC)
 Op onze site vind je meer foto's met werkverschaffingsprojecten.











maandag 28 mei 2012

Ónze schatkist...

Vel met assignaten uit de Bestuursarchieven 1795-1814. Zoals de onderste hoektekstjes aangeven, bestrafte de wet vervalsers met de doodstraf, maar werden verklikkers door de natie beloond...
Tussen de ongeveer 200.000 archiefdozen in de depots van onze Citadel staat één doos die tot aan de rand toe is gevuld met geld. Even voor de duidelijkheid: geen geld dat we op het eerste gezicht nog als zodanig zouden herkennen, maar wel degelijk waardepapieren! Het gaat om een dikke stapel vellen uit 1793, bedrukt met zogenaamde assignaten. Deze vellen met assignaten bevinden zich in de archieven van de Gewestelijke en Departementale Bestuursinstellingen tussen 1795-1814 (ofwel de Bataafs-Franse tijd).

In feite gaat het hier om het eerste papiergeld dat in de Nederlanden in gebruik is geweest. De oorsprong van dit papiergeld lag een paar jaar daarvoor in Frankrijk. In het begin van de Franse Revolutie kampte de revolutionaire regering met een ernstig staatstekort. Om dat te bestrijden besloot men in 1789 tot de nationalisatie van de kerkelijke eigendommen. Met deze bezittingen als onderpand werden assignaten uitgegeven. De bedoeling was ze te vernietigen als het onderpand, de grond, verkocht zou worden. Maar die verkoop van genationaliseerde goederen liep niet zo heel hard, en de regering begon de assignaten ook te gebruiken voor lopende uitgaven, dus als echt papiergeld. Toen in 1792 de oorlog uitbrak werden opnieuw grote hoeveelheden assignaten uitgegeven, waardoor de dekking (zoals in onze tijd de goudvoorraad van de Nederlandse staat dekking is geweest voor ons papiergeld) in feite steeds fictiever werd.

Dat had grote negatieve invloed op de waarde, of om het anders te zeggen: de inflatie was reusachtig. Einde 1794 was de koers van de assignaten nog maar 22 procent van de nominale waarde. In 1796 kreeg je nog maar 1/883 van de oorspronkelijke waarde terug. Dat was natuurlijk onhoudbaar en op 19 februari 1797, inmiddels 215 jaar geleden, werden de assignaten uit de omloop gehaald en vervangen door nieuw papiergeld tegen 1/30 van de waarde.

Je zult je nu afvragen, hoe is dat pak assignaten in godsnaam in die archiefdoos beland? In het najaar van 1794 trok een Bataafs-Frans leger Noord-Brabant binnen om met militair geweld in de Republiek der Verenigde Nederlanden een nieuw bestel af te dwingen. Dit gezelschap moest natuurlijk gevoed en gehuisvest worden en men betaalde daarvoor in de hele provincie met assignaten. Deze zouden later kunnen worden ingewisseld voor contanten. De Commissie belast met vergoedingen voor assignaten en oorlogsschaden handelde dat tussen 1797 en 1799 af. Dat heeft onder andere een tamelijk dit boek opgeleverd waarin per plaats in Noord-Brabant de namen van mensen staan die dit eerste papiergeld in de Nederlanden hebben ingeruild voor “echt” geld. En een volle doos biljetten dus!   
Reislustige predikant
Boeit deze tijd je en wil je er meer over weten. Ga dan ook eens naar het blog van de reislustige predikant Stephanus Hanewinckel: Reizen door de Meierij. Brabant door de ogen van Stephanus Hanewinckel. Van 1791 tot 1798 was Stephanus predikant in de naburige plaatsen Aarle, Beek en Lieshout. Zijn volgende standplaats was Oostgrafdijk in Noord-Holland bij Alkmaar. In deze periode schreef hij zijn bekende boeken over de Meierij met onder andere veel notities en dagboekaantekeningen, die via dit weblog worden gepubliceerd.

Hanewinckels negatieve oordeel over de katholieken en het katholicisme verhinderde niet dat hij een scherp waarnemer en een zeer betrouwbaar verslaggever was