Posts tonen met het label Grave. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Grave. Alle posts tonen

vrijdag 15 april 2016

Dagelijks leven van Grave in beeld gebracht

...wie weet er meer over deze foto uit Grave?...
Het lijkt bijna alsof je zelf getuige bent van zestig jaar Graafse geschiedenis: met meer dan 10.000 foto’s van fotograaf Jos en zoon Jean Smeets wordt het dagelijkse leven prachtig in beeld gebracht. Al deze foto’s zijn voortaan te bekijken op de site van het BHIC.

De collectie bestaat uit fotonegatieven uit Grave (en de dorpskernen Escharen, Gassel en Velp) die tussen 1948 – 2008 gemaakt zijn door fotograaf Jos Smeets en later door zijn zoon Jean Smeets, die ook fotograaf is. Door een schenking van Jean Smeets - die onlangs zijn bedrijf beëindigd heeft - heeft het BHIC deze fotocollectie verworven.


Het BHIC heeft de collectie (10.228 negatieven) geselecteerd, gescand en gedigitaliseerd. De afbeeldingen in zwart/wit en kleur geven een mooi tijdsbeeld en een bijzondere inkijk in de lokale geschiedenis van Grave. Lang niet alle fotobeschrijvingen zijn volledig. We hopen dus dat mensen die meer weten over een foto ons helpen aan informatie en reageren.


Jean Smeets: “Mijn vader is in 1948 in de Rogstraat in Grave begonnen met zijn zaak. Hij maakte portretfoto’s en bruidsreportages, maar bijvoorbeeld ook straatbeelden. Daarnaast werkte hij vaak in opdracht, onder andere voor de Graafsche Courant, maar ook voor de Gelderlander. In 1955 is hij verhuisd naar de Klinkerstraat, waar ik nu nog steeds zit. In 1972 heb ik zijn zaak overgenomen. Ons werk was heel afwisselend, die diversiteit van ons vak zie je zeker terug in deze collectie.”

...Jos en Jean Smeets...
Benieuwd geworden? Kijk dan hier of via www.bhic.nl/fotos, vervolgens bij het zoekvenster  de code 1907-?????? intypen (ja inderdaad, zes vraagtekens...). Weet je meer over een foto, help ons aan informatie en reageer via de blauwe knop bij de foto.

Geschreven door:
Margot America

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Twee fraaie Fords en een bijzondere ambulance
- Horeca op suikerzakjes

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

vrijdag 11 maart 2016

Op de spits gedreven...


In dit idyllische dorpje sloeg de vlam in de pan!
Wat een gezellig avondje had moeten worden, liep totaal uit de hand op 12 augustus 1778 in Escharen. Het begon allemaal gemoedelijk met 'een kanne Bier' en twee flessen wijn in herberg 'De Drie Sterren.' Al heel snel werden vuisten, glasscherven en zelfs pistolen niet geschuwd in de 'Esterse' gelagkamer. Koud bier maakt warm bloed, dat blijkt wel weer...

Duitse scheldpartijen
Eind achttiende eeuw was er in Escharen een regiment Zwitserse soldaten aanwezig. Al eeuwenlang worden deze militairen door heel Europa ingezet ten tijde van oorlog. Vanwege de grote spanningen tussen de Europese vorsten werden de Zwitsers ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ingezet. 'Wachtmeister' Wagelij is één van deze krijgers en hij betreedt op die fatale avond de Esterse herberg...

Als je nog inspiratie zoekt voor originele (Duitse) scheldwoorden...
De verklaring is in het Duits opgetekend en dat levert een aantal opmerkelijke uitdrukkingen op. Wagelij geeft aan dat hij en zijn twee korporaals lawaai hadden gehoord vanuit de 'Drey Sternen.' Er was kennelijk een ruzie geweest met de vrouw van de herbergier over geld.

Plotseling staat een vreemdeling op en slaat iemand neer met een wijnfles. Zelf blijft hij ook niet ongedeerd; met de fles nog in de hand loopt hij door de glasscherven een bloedige wond op. De onbekende man spreekt vervolgens de geschrokken aanwezigen toe: 'Sie seyen Huntzfüttern, Spitzbuben und schlechte Leuthen!' Eén soldaat krijgt ten slotte de volle laag: 'Dieser ist ein richtiger Spitzbub,' roept de woedende man, wijzend op de arme stakker.  'Spitsboef' betekent overigens van oorsprong bedrieglijke jongen of 'grote schelm'.

Vechtersbaas
Hier stopt het verhaal uiteraard niet. De vreemdeling haalt uit naar het gezicht van een Zwitserse korporaal en slaat vervolgens de knecht van de herberg de deur uit! De andere korporaal meent zelfs een geweer of klein pistool te hebben gezien.

Waren er zelfs geweren in het spel? Jammer dat we dit nét niet kunnen lezen...

De legerleiding weet verder niets over de vechtersbaas te vertellen, behalve dat hij burgerkleding droeg en Nederlands, Duits én Frans sprak. Gelukkig is er ondanks de grote brand op het Graafse gemeentehuis in 1902 toch nog een hoop bewaard gebleven. Zo kwamen we heel ergens anders in dit archief nóg een verklaring tegen over deze ruzie en wel van de vermeende dader zelf!

Een eerlijk man?
De man die uiteindelijk bij de Brugpoort is aangehouden, luistert naar de naam Anthoon Wichteriks, geboren in Keulen. Hij heeft natuurlijk een heel ander verhaal van de bewuste avond. Volgens hem had hij niemand uitgescholden en had hij zijn handen netjes thuisgehouden. Híj was juist degene die ervan langs kreeg van enkele Zwitserse soldaten.

Wie is hier nu het slachtoffer?
Anthoon geeft ruiterlijk toe dat hij in een 'beschonken toestand' verkeerde en ruzie had gemaakt met de herbergierster over het geld. Maar geslagen? Nee, daar zou hij niet eens toe in staat zijn geweest door de vele liters drank. Uit frustratie had hij de wijnfles op tafel kapot geslagen, omdat de vrouw direct geld wilde zien. De knecht had hij overigens niet de herberg uitgeslagen maar 'gestooten.'

De tragische afloop: om hulp gevraagd, maar toch gearresteerd!

Zonder verder ruzie te zoeken met de aanwezige soldaten, werd de arme Anthoon door een heel groepje in elkaar geslagen. 'Gij tracteert mij als een spitsboef, als een schelm en niet als een eerlijk man,' zou hij wanhopig hebben uitgeroepen. Wat denk jij, hebben we hier te maken met een scheldende spitsboef of met een eerlijk man? Hoe dan ook, Athoon Wichteriks blijft ontkennen maar wordt toch opgepakt en vastgezet in de ´Hoofdwagt.´

Geschreven door:
Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Herrie in de herberg!
- Vijf en twintig Bossche hoertjes in één brief

De beste verhalen via e-mail ontvangen?
 
 

woensdag 13 januari 2016

Beziet U Selve! (en andere huisnamen in Grave)

...genaamt beziet U Selve...
Beziet U Selve, Den Dorstigen Ruijter of De Kattecraam. Het zijn nog maar een paar voorbeelden van de namen van huizen die onderzoeker Wim Jaegers aantrof in het Graafs archief. Bij de taxaties voor belastingen op woningen staat keurig genoteerd welke naam het betreffende huis droeg.

Hoe overzichtelijk moet die tijd zijn geweest? Een tijd waarbij het voldoende was als je de naam en de woonplaats op een envelop zette en dat de brief dan tóch wel aankwam? Want iedereen wist elkaar te vinden. En wilde je zeker zijn dat je gevonden werd, dan gaf je je huis een naam. 

In de schepenprotocollen Grave 1753-1801 (toegangsnummer 7041) trof onderzoeker Wim Jaegers diverse namen voor huizen in Grave aan en zette ze op een rijtje. Samen met de straat en de naam van de eigenaar van het huis. Voor een deel zijn de namen terug te vinden in de “Geschiedenis van de Graafse straten”, een uitgave van stichting Graeft Voort en geschreven door Leny van Lieshout. Maar een dergelijk overzicht ontbrak tot nu toe.
...het Bitterhuijs...
De namen van een huis werden meestal uitgebeeld door bijvoorbeeld een uithangbord, gevelsteen of figuren die op een luifel werden geplaatst. Bij Swart Leeuwke of de Valck moet dat niet al te moeilijk zijn geweest maar je vraagt je af hoe dat er uit moet hebben uitgezien met namen als het Endt van de Weereld of het Camerick. Benieuwd naar alle namen en hun eigenaren? Kijk dan hier naar het totale overzicht.

Geschreven door:
Marilou Nillesen

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
De beste verhalen via e-mail ontvangen?



woensdag 6 januari 2016

Een kwaaie burgemeester...

De originele handtekening van 'de kwaaie' burgemeester zelf!
Maak kennis met de voorname Ludolph de Quaij. Als burgemeester, dijkgraaf, schout en zelfs richter van Grave en omstreken had hij behoorlijk wat in de melk te brokkelen. En laat nou juist deze vooraanstaande rechter zelf herhaaldelijk in aanraking komen met de zeventiende-eeuwse justitie...

Afpersingen
Ludolph de Quaij wordt op zijn gedenkteken 'Collonel van de Burgerye' van Grave, of in hedendaagse termen 'burgemeester', genoemd. In 1728 sterft hij en wordt hij in het graf van de familie De Quaij in de Sint Elisabethskerk bijgezet. Het keurige opschrift geeft echter niets prijs over zijn schimmige verleden.

Ondanks zijn (mis)daden kreeg hij tóch een eigen grafkelder
Het 'strafblad' van Ludolph de Quaij begint namelijk al flink vol te raken in het jaar 1683. De Graafse bakkers en brouwers klagen steen en been sinds De Quaij de molens en het gemaal in pacht had genomen. Een bakker op leeftijd verklaart dat hij al ruim 43 zijn broden in Grave bakt en dat de situatie nog nooit zo slecht is geweest als nu. Er volgt een vrij ingewikkeld relaas over afpersingen en over vervallen molens die niet werden gerepareerd.

Heethoofd
Niet alleen op financieel gebied maakte Ludolph de Quaij er een potje van. Ook zijn handen kon hij soms maar moeilijk thuis houden. Het eerste voorval vindt plaats op 29 juni 1683. Een zekere Theodorus van Bemmel maakte een wandelingetje aan de overkant van de Maas. Zijn oog viel op een groepje ruziënde mannen.

Werd hier nu een stok gebruikt of niet?
Van Bemmel verklaart dat Busson en Noorbeek 'vegtende' waren en dat heethoofd De Quaij hierop af wilde vliegen. Uit alle macht probeerde ene Jacob Martens de burgemeester tegen te houden. Onduidelijk blijft wel hóe dat Martens uiteindelijk is gelukt.

De bijzin 'een stok of riem in de hand hebbende' is namelijk doorgestreept! Daarna lezen we dat Martens hem belette om bij de anderen te komen, met deselve stok. Ook dit laatste stukje is geschrapt. Nog verder in deze notarisakte staat een doorgestreept gedeelte over Martens, die zelfs een mes zou hebben gehad, dat hij schielijk weer in zijn zak zou hebben gestopt. Een typisch gevalletje van doofpot politiek?

Op de vuist!
Jacob Martens was in juni nog de redder in nood, maar twee maandjes later was er geen houden meer aan. Opnieuw een verklaring van Theodorus van Bemmel, die op een zomermiddag gezellig zat te kletsen in de keuken van Johan Bussij.

De Quaij vecht en scheldt erop los!
Plotseling stormt De Quaij binnen samen met controleur Noorbeek, die in bovenstaand geval al een vechtjas bleek. Noorbeek begint met een onschuldige vraag: 'Heb je je neusdoek niet achter gelaten?' Verwonderd zal Bussij hebben opgekeken, maar voor hij het weet, wordt hij twee of drie keer door De Quaij met een stok afgeranseld!

Volgens de echtgenote van Bussij schold de burgemeester haar man ook nog uit voor een 'schelm'. Enigszins van de schrik bekomen probeerde de arme stakker zich te verweren, maar Noorbeek vloog direct op hem af. Het leek dus te gaan om een vooropgezet plan, aldus de 'huijsvrouw.'

Ik bid u, De Quaij...
Ondanks de beschuldigingen van vele afpersingen en vechtpartijen heeft dit heethoofd zijn vooraanstaande functies weten te behouden. Bovendien liet hij een aanzienlijke erfenis na (onder andere 5000 gulden voor elk van zijn vijf kinderen) en kreeg hij een eigen grafkelder in de Graafse kerk.

'Ik bid u De Quaij, blijft daer af!'
Wie weet hoe vaak mensen zoals Jacob Martens Ludolph de Quaij hebben moeten kalmeren? De kreet van Martens in het heetst van de strijd is misschien wel heel illustratief voor het karakter van De Quaij: 'Ik bid u De Quaij, blijft daer af!'

Geschreven door:
Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
Herrie in de herberg!
Geheimzinnige Graafse graftombe

De beste verhalen via e-mail ontvangen?
 

woensdag 25 november 2015

Herrie in de herberg!

In één van deze mooie Graafse huisjes brak de hel los...
7 oktober 1793. Vier vrienden zitten middenin de patriottentijd heerlijk ontspannen een biertje te drinken in een Graafse herberg. Dit gezellig samenzijn werd plotseling ruw verstoord door twee soldaten. Flessen, vuisten en zelfs sabels werden door de heren niet geschuwd...

Cornelis Janssen was de trotse eigenaar van een herberg in Grave vlakbij de Sint Elisabethskerk. Het bordje 'Koning van Pruisen' hing uitnodigend aan de gevel. Peter de Ruyter, Jan van Geffen en Arnoldus Genabeek, drie vrienden van 'competenten ouderdom' konden de verleiding niet weerstaan en besloten samen wat te gaan drinken. Ook een zekere Hermanus Gerrits was van de partij.

Het witte vlakje geeft de waarschijnlijke plaats van de ruzie aan
Op dat moment bevonden zich ook twee 'canoniers' in de herberg, namelijk de heren La Hey en Dublesie. La Hey voegde zich bij het gezelschap aan tafel en Hermanus vroeg hem onder welke compagnie de canonier diende. Zijn antwoord was opmerkelijk: 'dat zaakt u niet.'

Scheldkanonnades
Daar nam Hermanus geen genoegen mee. 'Ik heb de naam van mijn kapiteijn altijd durven noemen,' roept hij stoer. Schoorvoetend mompelt La Hey dat hij onder het commando van de heer Booser viel. Hermanus gelooft zijn oren niet: 'Daar heb ik ook meede gediend!'

Heftige woordenwisselingen
De sfeer slaat om en er volgt een verhitte discussie. 'Dat liegt gij als een schelm!' (schurk) roept La Hey uit. Vervolgens draait hij zich om naar zijn makker Dublesie en zucht geërgerd: 'Het sijn hier allemaal patriotten als in Arnhem en Nijmegen!'
Op dat moment was er in Nederland een strijd gaande tussen de patriotten en de orangisten, die trouw bleven aan stadhouder Willem V van Oranje-Nassau. De twee canoniers moesten kennelijk niets hebben van die vrijgevochten patriotten.

Flessen en sabels
Die beschuldiging liet Jan van Geffen niet zomaar over zijn kant gaan: 'Gij hebt de verkeerde voor, ik heb den Prins gediend (...) Daar heb ik mijn eerlijke paspoort voor.' La Hey daagt Jan meteen uit om het te bewijzen: 'Gij sijt een schelm als gij ze niet gaat haalen.' Maar Van Geffen gehoorzaamt niet...

Woedend slaat La Hey hem vervolgens de pijp uit de mond en de hoed van 't hoofd. Maatje Dublesie staat hem terzijde en trekt zelfs zijn sabel uit zijn schede! 'Man, laat dat steecken, dat komt hier niet te pas!' roept Peter de Ruyter verschrikt uit. Aarzelend legt Dublesie zijn wapen weg. 'Het is mijn hetselfde off ik er een capot maak off dat sij mij capot maaken, ik gaa toch naar het veld toe,' licht de soldaat somber toe.

De mannen gaan met elkaar op de vuist!
De eerste die hier 'aktie' maakt, hoe dan ook, gaat hier de deur uit, laat herbergier Cornelis Janssen resoluut weten. Meteen daarna gaat het helemaal mis. Jan van Geffen staat op en wil vertrekken, maar La Hey verspert hem de weg. Jan geeft hem een stoot, waardoor hij achterover valt. De canonier krabbelt overeind en slaat Van Geffen met een fles in het gezicht, waar een 'bloedigen wonde' ontstond.

Dans- en zoenpartijen
Voordat de ruzie écht uit de hand loopt, verlaat La Hey de herberg en de rust keert weer terug. De drie vrienden zijn uiteraard geschrokken, maar bleven toch nog geruime tijd hangen. Er kwamen die avond 'geene andere onbetaamlijkheeden' voor, 'tensij men daarvoor wilde houden een vreedige en vriendelijke dansparthij en het opendelijk soenen van een zeker vrouwspersoon door den canonier Dublesie, die hetselve meede ter herberge gebragt had.'

Het werd toch nog gezellig in de herberg. Misschien wel iets té gezellig...

Natuurlijk weet ik niet wat de herbergier van deze 'dansparthij' heeft gevonden of dat Dublesie wellicht iets te ver is gegaan in zijn avances naar dat 'vrouwspersoon.' Toch zou ik een beetje romantiek en een paar liederlijke dansjes verkiezen boven foeterende mannen, die met elkaar op de vuist gaan...

Geschreven door:
Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
Schijt aan den Koning!
Cynisme, geldzucht en 'n hooivork in de borstkas

De beste verhalen via e-mail ontvangen?
 

woensdag 28 oktober 2015

Advocaat van de heksen

Johannes Wier (1515-1588), de trots van Grave
Precies vijfhonderd jaar geleden werd in Grave een jongetje geboren, dat later uit zou groeien tot een fanatieke tegenstander van de 'heksenwaan.' Johannes (Jan) Wier (1515-1588) sprong in de bres voor vele arme vrouwen, die zonder zijn hulp op de brandstapel zouden belanden. 

Bolleboos
Johannes Wier, ook wel Jan genoemd, werd in 1515 geboren in een voorname Graafse familie. Zijn vader was handelaar in hop en deed goede zaken. Jan was meer een bolleboos en ging op jeugdige leeftijd in de leer bij humanist Agrippa. In 1535 promoveerde hij in de medicijnen en drie jaar later vestigde hij zich als arts in zijn geboorteplaats Grave.

Monument op de Rabobank in Grave
Samen met zijn vrouw Judith kreeg hij vier zonen en één dochter, Sophie. In 1545 verliet hij Grave weer en werd aangesteld als stadsarts in Arnhem. Tot slot vertrok hij naar het hof van Willem de Rijke, hertog van Gulik, Kleef en Berg. Hier kreeg Wier de ruimte om zijn opvattingen over hekserij in daden om te zetten. Hij wilde de geneeskunde namelijk zuiveren van allerlei bijgelovige en onwetenschappelijke elementen. Voor die tijd waren zijn ideeën erg revolutionair en niet zonder gevaar...

Brandstapel
Jan Wier werd geboren in een roerige tijd. In 1487 werd de Malleus Maleficarum (Heksenhamer) gepubliceerd en dit werk luidde een golf van heksenvervolgingen in. In 1517 maakte Maarten Luther zijn stellingen bekend en braken de godsdienstoorlogen uit.

Heksen op de brandstapel uit de Heksenhamer
Te midden van dit alles probeerde Jan Wier de arme 'heksen' in bescherming te nemen. Hij ontkende niet het bestaan van demonen (hij meende zelfs dat er maar liefst 7.405.926 duivels rondzwierven), maar hij pleitte voor medische onderzoeken en behandelingen in plaats van martelingen en de brandstapel. Die waren volgens Wier nutteloos en wreed, 'want hun ziekte doet al pijn genoeg.'

Jan Wier publiceerde zijn ideeën voor het eerst in zijn boek 'De Prestigiis Daemonum' (over duivelse bezetenheid)  in 1564. Hoewel het boek door meerdere vorsten is verboden en in Schotland zelfs op de brandstapel belandde, is Wier zelf nooit zo'n vreselijk lot beschoren. Mede door zijn goede connectie met hertog Willem ontsprong hij de dans.

Leren etuitje
Over het leven van Wier in Grave is weinig bekend. Wel weten we dat hij samen met zijn vrouw Judith en dochter Sophie een huisje bezat in Ravenstein. Daar speelde zich op een dag een bizar tafereel af...

Er was eens een meisje, dat door een boze geest bezeten zou zijn. Om haar hals hing daarom een leren etuitje, waarin een briefje zat genaaid. De pastoor meende dat dit de geest zou uitdrijven. Judith fronste haar wenkbrauwen toen zij hiervan hoorde en zij besloot het arme meisje op te nemen in huize Wier. De vrouw des huizes drukte haar op het hart dat de woorden van meneer de pastoor klinkklare onzin waren.
Typische afbeelding van heksen, 1510
Het meisje werd vervolgens aan tafel uitgenodigd. Op een gegeven moment trok Judith het etuitje van de hals van het meisje af. Alle aanwezigen waren hevig geschrokken en verlieten de kamer, behalve Judith, Sophie en het meisje. Ze genoten verder rustig van de maaltijd en het meisje heeft nooit meer last gehad van de boze geest.

Natuurlijk zijn we allemaal heel nieuwsgierig naar de inhoud van het etuitje. Wat had de pastoor opgeschreven? Bijbelteksten, spreuken of Latijnse teksten? Niets van dit alles! Er zat een vergeeld, blanco stukje papier in, dat samen met het etuitje in het vuur werd gegooid. Zo toonden Wier en zijn vrouw weer een stukje 'onzinnig' bijgeloof aan. 

Trots
Tijdens zijn leven deed Jan Wier vele onderzoeken naar bijgeloof, hekserij en het bestaan van allerlei ziekten. Uiteindelijk overleed hij in 1588 in het Duitse Tecklenburg. Daar is op 3 oktober jl. een uitgebreide herdenking geweest, waarbij een Graafs koor ook hun muzikale bijdrage heeft geleverd. 

Feestelijke herdenking in Duitsland
In Grave zelf houdt een plaquette op de Rabobank de herinnering aan deze vooruitstrevende arts levend, maar in Tecklenburg is er in 1884 zelfs een complete toren voor hem opgericht! Daar zijn dit jaar dus ook allerlei festiviteiten geweest. Grave zou ook best wat trotser mogen zijn op deze held; ten slotte is hij hier geboren en getogen en hij heeft er zelfs gewoond. En hij heeft minstens één arm meisje uit deze omgeving van de ondergang gered...

Geschreven door:
Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Een weldenkend en humaan mens: Johannes Wier (1515-1588)
- Hanneke kiest: Heksenproef #stukvanhetjaar2014

De beste verhalen via e-mail ontvangen?
 

maandag 28 september 2015

'Handboeksken' van een zwerver

Het 'handboeksken' van arme sloeber Willem van Genabeck
Zo op het eerste oog lijkt het een doodnormale man, die Willem van Genabeck. Bruin haar, blauwe ogen, een gewone neus... Maar achter dit unieke 'handboeksken' gaat een tragisch verhaal schuil. Talloze keren pakt Willem zijn biezen en verkast, op zoek naar een beter leven. Reis mee door Nederland, België én Duitsland met deze arme sloeber uit Grave!

Duitse stempeltjes
Tegenwoordig moet je je overal kunnen legitimeren en op vliegvelden wordt je paspoort zorgvuldig gecontroleerd. Maar ook in de vroege 19e eeuw werd je als reiziger nauwkeurig in de gaten gehouden. Onze Willem uit Grave maakte in de jaren twintig meerdere reizen in de omgeving van Düsseldorf en Enschede. Onderstaande 'Eingangs-pass' had hij hard nodig om de verschillende grenzen te passeren. 

Met deze 'Eingangs-pass' kon de zwerver vrij door Pruisen reizen
Het document bevat een korte beschrijving van de uiterlijke kenmerken van Willem van Genabeck. Rond 1827 lijkt zijn armoede nog enigszins mee te vallen. Hij voert veelvuldige transporten uit in de Duits-Nederlandse grensregio. Ook lezen we dat zijn gezichtskleur toentertijd nog 'Gesünd' was; kennelijk kon hij hier zijn boterham dus nog aardig verdienen.

Kun jij alle steden ontdekken waar Willem met zijn kar te vinden was?

Als we deze pas voorzichtig (!) openslaan, zien we vele aantekeningen van Duitse en Nederlandse beambten, die Willem toestemming verlenen om te transporteren in hun gebied. De precaire toestand van het papier verraadt dat Willem het vaak uit zijn zak heeft moeten halen om een stempeltje te krijgen...

'Handboeksken'
In 1829 was de koek in Duitsland kennelijk op en zoekt Willem van Genabeck zijn geluk in België en Nederland. De Duitse pas was niet meer geldig, dus tijd voor een nieuw paspoort! Begin 19e eeuw sprak men natuurlijk nog niet over ID-kaarten of paspoorten, maar simpelweg over een 'Handboeksken.'

Ook in dit boekje vinden we de uiterlijke kenmerken van Willem met zijn platte voorhoofd en zijn ovale 'aenzigt.' Zijn eerste werkgever was een hoedenmaker uit het Limburgse Blitterswijk, bij wie Willem zich drie maanden 'trou en eerlijk' in het zweet heeft gewerkt.
Onze Willem heeft overal 'trou en eerlijk' gewerkt, maar werd toch overal uit gekickt!
Elke baas geeft de arme Willem slechts enkele weken of maanden werk en zet hem vervolgens weer doodleuk op straat. Uit het 'Handboeksken' blijkt dat hij nergens stennis heeft geschopt of in aanraking is gekomen met de politie. Toch moet hij telkens weer verkassen: van Blitterswijk naar Antwerpen, van Antwerpen via Mechelen en Brussel naar Grave en vervolgens trekt hij langs meerdere Brabantse steden.

Straatarme stakker
Hoe is het afgelopen met deze berooide zwerver, die altijd maar weer naarstig op zoek was naar werk en een dak boven zijn hoofd? Helaas geen mooi sprookjeseinde voor Willem. De harde werker is nooit getrouwd en belandde uiteindelijk in de armenzorg. Op 21 februari 1845 stierf hij in Herpen, waar hij op dat moment in de kost was van het armbestuur.

Willem sterft ook in armoede, niet op 75 jarige leeftijd, zoals we in de memorie lezen, maar toen hij slechts 55 jaar oud was
In de memorie van successie lezen we dat Willem van Genabeck geen roerende of onroerende goederen heeft achtergelaten en dat zijn erfgenamen, die overigens zelf ook 'onvermogend' waren, niets aan zijn overlijden hebben overgehouden. Er viel bij deze straatarme stakker, die tijdens zijn leven nooit enig bezit heeft gehad, natuurlijk ook niets te halen...


Geschreven door:
Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
Echte armoede!
In en in triest...

De beste verhalen via e-mail ontvangen?
 

woensdag 2 september 2015

Zeventiende-eeuwse hartenkreten

Non Mariana kwijnt weg terwijl haar geliefde Chamilly haar verlaat...
Deze liefdesgeschiedenis is even mooi als hartverscheurend. Vijf brieven van een wanhopige Portugese non spreken al eeuwenlang tot de verbeelding. Ze smeekt haar geliefde officier Chamilly haar niet te verlaten, maar deze vertrekt noodgedwongen en ontpopt zich als een uitstekend veldheer...in Grave!

Portugese non
In 1669 verschijnen op een mysterieuze wijze vijf zogeheten minnebrieven van een onbekende Portugese non. Enkele jaren later worden er meerdere edities en vertalingen uitgegeven en duikt voor het eerst de naam van de Franse officier Chamilly op.

Raam van het klooster in Beja, van waaruit Mariana Chamilly begluurde
Pas in 1810 wordt duidelijk wie de heimelijke brievenschrijfster is: Soror Mariana Alcoforado. Als 12-jarig meisje werd zij opgenomen in het klooster in Beja. Vanuit haar raam viel haar oog op de toen 28-jarige Noël Bouton de Chamilly. De Fransman vocht samen met de Portugezen tegen aartsvijand Spanje.

Geen Clooney!
Vanuit haar kloosterraam had Mariana goed zicht op de stoere cavalerist. Contacten tussen religieuzen en militairen waren niet ongewoon, zo lezen we in de literatuur. Het is dus goed mogelijk dat Chamilly en Mariana een verhouding hebben gehad.
Noël Bouton de Chamilly
Eén element in deze liefdesgeschiedenis is echter niet cliché. Je zou denken dat het nonnetje Mariana verblind was door het uiterlijk van Chamilly, maar hij was alles behalve een Brad Pitt of een George Clooney. Hij wordt in de negentiende eeuw als volgt omschreven: 'Een groot, breed man, de beste dapperste en meest eervolle mensch die men zich denken kan, doch zóó dom en zóó plomp dat men zich bijna niet verbeelden kon, dat hij eenig talent voor de krijgskunde bezat.'  

Heldendaden in Grave
Maar die talenten bezat Chamilly wel degelijk. Helaas voor Mariana, maar de plicht roept! De officier moet zijn biezen pakken en in 1669 kiest hij het ruime sop, op weg naar Kreta. Op zijn weg naar dat eiland zou hij de brieven van Mariana hebben ontvangen. Zijn matrozen zouden de hartenkreten van Mariana achteloos in het water hebben gegooid, ware het niet dat zij werden tegengehouden door Chamilly. Hij drukte de matrozen snel wat geld in de hand en zo redde hij de prachtige brieven.

'De Stercke Stadt Grave' met vooraan de uittocht van Chamilly
Jammer genoeg is hij nooit teruggekeerd naar Beja, voor zover wij weten. Na zijn avontuur in Kreta werd hij namelijk uitgezonden naar Grave in 1674. Daar werd hij beroemd vanwege de heldhaftige verdediging van Grave tegen de troepen van de Prins van Oranje.

Legercommandant Rabenhaupt richtte een totale verwoesting in Grave aan; de kerk stortte in, het kasteel verdween van de aardbodem en huizen brandden af. Chamilly probeerde de vrouwen en kinderen van hun ondergang te redden, maar tevergeefs. Rabenhaupt kende geen genade. Maar liefst 93 dagen hielden de Fransen stand tegen de Staatse legers, maar op 28 oktober 1674 moest de Fransman zich toch overgeven.
Het beleg van Grave in 1674
Uiteindelijk trouwde Chamilly in 1677 met Madame Du Bouchet, maar dit huwelijk bleef kinderloos. In 1715 stierf hij op 79-jarige leeftijd. Wie weet hoe vaak hij nog troost heeft geput uit de brieven van Mariana?

Dramaqueen
Historici zijn het niet eens over de herkomst van de brieven. Sommigen menen dat zij later door een Franse graaf en politicus zijn geschreven. Hoe dan ook, de minnebrieven hebben voor een omwenteling in de literatuur gezorgd en hebben zelfs een rol gespeeld in de vorming van een nieuw genre, namelijk het genre épistolaire. En wij kunnen in verschillende talen genieten van de 'dramaqueen' Mariana. Lees maar mee:

Mariana Alcoforado
'Je sors le moins qu'il m'est possible de ma chambre, ou vous ȇtes venu tant de fois et je regarde sans cesse votre portrait, qui m'est mille fois plus cher que ma vie, il me donné quelque plaisir mais il me donné aussi bien de la douleur, lorsque je pense que je ne vous reverrai, peut-ȇtre, jamais...'

 'Ik ga zo min mogelijk weg uit mijn kamer, waar u zovele malen bent gezien en ik bekijk zonder ophouden uw portret, dat mij veel dierbaarder is dan mijn eigen leven. Het geeft me iets van plezier, maar bezorgt me minstens zoveel pijn, omdat ik denk dat ik u misschien nooit meer terug zal zien...'


Geschreven door: Lisette Kuijper  

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
 - Ik moet u melden dat ik niet gelukkig ben
 - 'Ick sal U noijt verlaaten'  

De beste verhalen via e-mail ontvangen?