vrijdag 29 januari 2016

Boze cafébezoeker steekt drie broers neer


...wraak voor een caféruzie in Boxmeer...
Vol wrok zat hij, Johannes Verwaijen. De 47-jarige Boxmerenaar kon het maar niet verkroppen dat hij op tweede pinksterdag 1857 door kastelein Jacob Rongen het café was uitgezet. De uitbater van logement De Gouden Leeuw aan de Keistraat in Boxmeer, de tegenwoordige Steenstraat, had die dag genoeg van Verwaijens ‘onbetamelijke en twistzieke gedrag’ en had hem de deur gewezen.

Bijna een jaar lang liep Verwaijen rond met die wraakgevoelens. „Ik zal me wreken”, zei hij tegen wie het maar wilde horen. Dat had ook de 14-jarige Maria Horsten gehoord, die dat later ten overstaan van de rechters in Den Bosch kwam verklaren: „Voordat ik vertrek uit Boxmeer, zal ik me wreken op de gebroeders Rongen.”

Hij was een kruitvat waar alleen nog maar een brandende lont in gestoken hoefde te worden. Dat gebeurde op de avond van 18 april 1858, tegen half elf. Verwaijen betrad de gelagkamer van De Gouden Leeuw, liep naar de tapkast en vroeg Piet Rongen, een van de drie broers die het logement bestierden, om een halve liter bier. Piet weigerde. Omdat, zo zou hij later tegen de rechters zeggen, Verwaijen in een opgewonden houding de herberg was binnengekomen. Piet nam de ongewenste bezoeker bij de arm en begeleidde hem naar de uitgang. Verwaijen stribbelde flink tegen. „Ik wilde het geschil in der minne bijlegen”, zou hij later verklaren. 

Piets broer Jacob, die op een stoel wat zat te sluimeren, sprong op en schoot zijn broer te hulp. Dat deed ook broer nummer drie, Theo. Toen ze bij de deur van de gelagkamer aan het duwen waren, greep Verwaijen onder zijn jasje. Flits ging het en nog eens en nog eens. De drie broers vielen op de grond. Piet met het knipmes geraakt in buik, ribben en hals. Theo was in de borst gestoken en Jacob in de bovenarm.
Ze overleefden het. Piet was er het slechtst aan toe: lag vier weken in bed en kon 36 dagen niet werken. Theo kon tussen acht en tien dagen zijn beroep niet uitoefenen en en Jacob kon twintig dagen niets doen.

Verwaijen werd opgepakt. De rechtbank hoorde meer dan twintig getuigen. Verwaijens raadsman, mr. Laurillard, vond dat zijn cliënt „eene hevige opgewondenheid aan den dag had gelegd”; hij meende dat de oorzaak in krankzinnigheid moest worden gezocht en vond een straf van maximaal 3 maanden wel genoeg. De rechtbank dacht er anders over. Verwaijen kreeg zes jaar tuchthuis opgelegd en twee boetes van elk 25 gulden. En hij moest de rekening voor het dure proces betalen: 230 gulden.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Een beestachtig moordenaar
Moord in Boxmeer

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

woensdag 27 januari 2016

Heesch op stoom!

...met de stoomtram naar Oss...
Nee, dit verhaal gaat niet over een dramatisch verlopen demonstratie in Heesch, compleet met knallen, rookwolken en politiemensen die moeten voorkomen dat de meute het raadhuis bestormt. Er zijn hier in 1885 geen vluchtelingen, geen COA en geen relschoppers. Er is wel rook te zien, maar die komt van een stoomtuig dat een nieuwe tijd aankondigt.

Eigenlijk begint het allemaal met de ingebruikname van het spoortraject Tilburg - ’s-Hertogenbosch – Oss – Nijmegen in 1881. De stoomtrein zal Noordoost-Brabant ontsluiten, maar dan moeten de stations wel bereikbaar zijn. Ja, je kunt te voet of met paard en wagen van Heesch naar Oss, maar sinds kort kent Nederland ook de stoomtram. De eerste reed in 1879 van Den Haag naar Scheveningen. 

Sindsdien duiken overal bedrijfjes op die stoomtramlijnen willen aanleggen en exploiteren. In de Meierij is sprake van twee ambitieuze projecten: een lijn van Tilburg via Oisterwijk, Haaren en Den Dungen naar Oss en Lithoijen, en eentje van ’s-Hertogenbosch via Hintham, Heeswijk en Veghel naar Helmond. Burgemeester Festen van Heeswijk speelt een belangrijke rol in dit wereldje.

In het voorjaar van 1881 ontvangt de gemeenteraad van Heesch vanuit België een verzoek om toestemming voor een tramlijn tussen Oss en Veghel. Het voertuig zal hooguit 15 kilometer per uur rijden, verzekeren de aanvragers. Jammer genoeg laten de Belgen niets meer van zich horen. Dan adviseert de burgemeester de raad om in zee te gaan met zijn Heeswijkse collega, die toch weer handelt namens een Belgisch vervoerbedrijf. Festen bewerkt ook het provinciaal bestuur en de gemeenten Oss, Nistelrode en Veghel. Zo kan de belangrijke tramlijn ’s-Hertogenbosch-Veghel-Helmond vanuit Veghel een aansluiting krijgen op het spoorwegnet in Oss.

Al in 1882 gaat de Heesche raad akkoord met de aanleg van de tramlijn en ruim twee jaar later wordt er proefgereden. Het traject Oss-Veghel komt op 19 januari 1885 officieel in bedrijf. Vanaf dan kun je vanaf het gloednieuwe Stationsplein in Heesch in een kwartier naar Oss reizen en naar Veghel in een uur. Maar de invloed van de boeren blijft groot: de tram mag geen stoom afblazen tijdens het inhalen van een voertuig, bespannen met één of meer paarden! De dieren zouden kunnen schrikken…

Dit verhaal verscheen eerder in Brabants Dagblad

AANVULLING: Via twitter werden wij gewezen op deze site:
zou de "locomotief " zijn gebouwd in machinefabriek Backer en Reub uit Breda?.

Geschreven door: 
Henk Buijks

Vind je dit interessant? Lees dan ook: 
- Toen een auto nog niet gewoon was
- De Hertogswetering
De beste verhalen via e-mail ontvangen?



maandag 25 januari 2016

Kijkje in kerkelijke archieven

Aandacht voor kerkelijke archieven in de openbaarheidsmaand januari 2016. Hierin zitten naast stukken over de organisatie en pastorale zorg, vaak ook historisch interessante en nostalgische documenten die ons doen vertederen en verbazen. Laat je verrassen door een greep uit dit soort stukken die nu in 2016 openbaar zijn geworden. Je vraagt je misschien af, waarom nu pas openbaar? Dat ligt aan de afspraken daarover met de kerkbesturen, -voogden en –rentmeesters. 

Devotieprentje uit het archief van Parochie Sint Petrus' Stoel in Antiochië Uden. (Een beetje scheef opgeplakt op papier)
Hervormde kerk in Lith
In het archief van de Nederlands Hervormde gemeente Lith-Lithoijen etc. treffen we deze tekening aan van de oude kerk, op een stuk karton geplakt. Met de aantekening vóór 1828.


De ‘leugenbaar’ van de RK Nicolaasparochie te Helvoirt
Het werkschriftje van de koster geeft een aardig tijdsbeeld van de handelingen achter de schermen voor het voorbereiden van missen en het lof rond de jaren 1950. Door de week, op zon- en feestdagen, trouw- en lijkmissen. Dat lijkt heel simpel, maar er waren vijf klassen missen met elk een ander aantal paramenten, liturgisch vaatwerk, kaarsen en wel of geen wierook. Ook de kwaliteit werd aangegeven. Bij een mis van de vijfde klasse moest de koster oude kaarsen neerzetten. En een mis met drie heren (priesters) was natuurlijk arbeidsintensiever. En het kazuifel van de priester was bij elk type mis weer anders. Het maatschappelijk tijdsbeeld van rangen en standen proef je heel duidelijk uit zo’n eenvoudig schriftje.

De uitvaart van een klein kind vond plaats tijdens de vroegmis om kwart voor 8 ’s morgens. Het lijkkistje met de ouders, broers en zusjes mocht niet door het middenschip  ‘ze gaan door de smalle gangs langs kapelaan z’n biechtstoel naar achter en komen door smalle gang langs pastoor z’n biechtstoel terug’. Voor een kind dat de H. Communie had gedaan, golden weer andere normen. De lijkmis begon dan om 9.00 uur en er was meer aankleding.
Ook zet de koster een boeiende aantekening in zijn schriftje ‘Wanneer ’t lijk niet in de kerk mag komen dan de leugenbaar zetten’. Dit lijkt op een soort nep baar, waarop een kist zonder lijk stond. Bijvoorbeeld bij mensen die gestorven waren aan een besmettelijke ziekte of wanneer iemand verdronken was, van wie geen stoffelijk overschot was gevonden.


Doopboek van ná 1811
Kerkelijke doopboeken zijn tot 1811, het jaar waarin de burgerlijke stand is ingevoerd, raadpleegbaar in het stamboomprogramma van BHIC. Van een enkele plaats binnen het regionale werkgebied van BHIC lopen de indexen (geen scans) op doopboeken ná 1811 door, maar op termijn verdwijnen die uit de database.
In archieven van RK parochies en protestante gemeenten bevinden zich vaak nog doop- trouw- en overlijdensregisters van ná 1811.

Hier een voorbeeld van een doopboek 1867-1915 uit de parochie St. Remigius te Lithoijen, dat in 2016 openbaar wordt. De eerste dopeling is Wilhelmus Bernardus Govers op 11 januari 1867. Hij was vernoemd naar zijn peetvader en oom, schoolmeester Wilhelmus Dijkhoff. De kleine Willem was volgens zijn geboorteakte van de Burgerlijke Stand op 11 januari ‘om twee ure des namiddags’ geboren en is dezelfde dag gedoopt. Bij de katholieken was dat belangrijk omdat een ongedoopt kind bij overlijden niet rechtstreeks naar de hemel gaat, maar gedoemd is te blijven hangen aan de rand van de hemel, in het ‘voorgeborchte’. En ongedoopte kinderen mochten niet op gewijde grond begraven worden.


In het laatste jaar van dit doopregister vinden we ook weer een Govers, dit keer Maria Antonia Josefina Govers, gedoopt op 22 juni 1915. Volgens de burgerlijke stand was zij op 22 juni geboren ‘in de namiddag om half een’.

Met de aantekening dat zij in juli 1935 ingetreden is bij de Zusters Jezus Maria Jozef (JMJ) te ’s-Hertogenbosch, net 20 jaar. Volgens het bevolkingsregister van Lithoijen was zij onderwijzeres van beroep en had zij haar opleiding gevolgd aan kweekschool Hoogerheide te Woensdrecht.
Devotieprentje uit het archief van Parochie Sint Petrus' Stoel in Antiochië Uden
Visitatierapport van de Classis ’s-Hertogenbosch over 1965
Hier enkele fragmenten die een mooi tijdsbeeld geven:
Instuif als visvijver voor protestantse trouwlustigen
...klik op plaatje voor vergroting...
Gevolgen van de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965 voor de diaconie
...klik op plaatje voor vergroting...
Pastoor komt voor 100-jarige thuis de mis opdragen
Bisschop W.M. Bekkers gaf de pastoor van Berlicum toestemming om ter gelegenheid van de 100e verjaardag van Wilhelmus Spierings (geboren 13-1-1866) de H. Mis bij hem thuis op te dragen. Willem was een oude vrijgezel die zijn leven lang al had samengewoond met ongetrouwde broers en zussen in het ouderlijk huis aan de Werststeeg 19 in Berlicum. Zus Theresia was al vroeg het huis uitgegaan. Zij was een kloosterzuster en werkte als verpleegster op Huize Voorburg in Vught. In 1949 was zij al overleden.
Wat mooi dat hij dat mee heeft mogen maken. Ruim een jaar later, op 23 mei 1967 sloot hij definitief zijn ogen op de leeftijd van 101 jaar.
...klik op plaatje voor vergroting...
En wie weet nog hoe die neomist (pas gewijde priester) uit India was, die door de parochie van Berlicum geadopteerd was?

Devotieprentje uit het archief van Parochie Sint Petrus' Stoel in Antiochië Uden
...klik op plaatje voor vergroting...

Geschreven door:
Annemarie van Geloven

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
Bij de brandweer
Paniek op de Zeedijk van Oijen

De beste verhalen via e-mail ontvangen?






vrijdag 22 januari 2016

Belastingambtenaar in het nauw

...stroperij gebeurde in de 19de eeuw heel veel...
Stroperij was aan de orde van de dag. Niet minder dan 6.612 keer moest tussen 1811 en 1930 een man of vrouw uit het noordoosten van Brabant zich bij de rechtbank in Den Bosch melden omdat hij of zij werd verdacht van stroperij. Van het stiekem vangen van hazen en konijnen in het bos van een ander. Dat was dus gemiddeld een keer per week.

Dit zijn alleen de gevallen waarin iemand betrapt werd en voor de rechter werd gebracht. Het daadwerkelijk aantal gevallen van stroperij lag natuurlijk vele malen hoger. Waarom werd er zoveel gestroopt? Het was vooral de armoede die mensen ertoe dreef in het bos van de adel en de gegoede burgerij op zoek te gaan 
naar een extra stukje vlees. En wie weet, misschien een beetje de spanning…

Daags na kerstmis 1853 slopen Hendrik Arts uit Cuijk, tolgaarder van beroep, en zijn maat Johannes van Cuijk, in het dagelijks leven timmerman, door het bos ten zuiden van Cuijk, ter hoogte van Sint Agatha. De Grote Padbroek, zo werd het landgoed genoemd. Het was particulier bezit, mogelijk toen nog van de familie Van Sasse van Ysselt uit Boxmeer.

De tolgaarder, iemand die langs een van gemeentewege aangelegde grindweg geld (tol) vraagt aan passanten, en zijn compagnon hadden een aantal zakken bij zich en een fret. Dat diertje werd het hol van een konijn in gejaagd terwijl de andere openingen met een zak werden afgesloten. Een zeer effectieve manier om konijnen te vangen. Ze bleven nog leven ook, want als je ervoor zorgde dat de fret van tevoren had gegeten, bleef ie van het konijntje af.

Drie maanden later stond timmerman Van Cuijk in Den Bosch voor de rechter. Hij en Arts waren die bewuste nacht door de veldwachter tijdens het stropen betrapt; Arts was echter niet komen opdagen. Het tweetal werd ervan beschuldigd zonder toestemming van de eigenaar van het bos konijnen te hebben gevangen. Klopt niet helemaal, zei de timmerman. „Een kennis van me had wel toestemming en die heeft mij de fret uitgeleend om in dat bos konijnen te vangen. En Arts ging gewoon mee om te kijken.”

De rechters geloofden er niets van en verklaarden de twee schuldig aan stroperij. Zakken, konijnen en fret kwamen aan de staat toe en de stropers moesten elk 10 gulden boete betalen. Of zeven dagen de cel in. De proceskosten, 8 gulden en 30 cent, kwamen ook voor hun rekening. De thuisgebleven tolgaarder had er beter aan gedaan wél naar Den Bosch te komen. Nu kwam de deurwaarder uit Boxmeer het vonnis thuis afleveren. Inclusief de rekening daarvoor: 3 gulden en 16 cent. Dat was een duur uitstapje geweest in de Grote Padbroek.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
Postuum BN'er Jan van der Pas
Zichtbaar gezag

De beste verhalen via e-mail ontvangen?





Een eeuw resoluties van Raad van State: Tussen Munster en Aken [1648-1748]

...Henk Beijers aan het werk...
Als vrijwilliger bij het BHIC heb ik onlangs een mooie mijlpaal bereikt door over de hele periode 1648-1748 alle resoluties van de Raad van Statemet betrekking tot de historie van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch via samenvattingen digitaal te bewerken, zodat vele onderzoekers, van allerlei pluimage, daar hun voordeel mee kunnen doen. 

Historisch geïnteresseerden zijn niet direct genegen om allerlei overheidsarchieven te gaan raadplegen omdat die vaak of niet of onvoldoende zijn geïndiceerd. Toch is het verrassend hoeveel boeiende informatie daar vaak in aangetroffen wordt. Ik heb dat persoonlijk mogen ondervinden tijdens de bewerking van deze resoluties te beginnen bij inv.nr.190 en te eindigen bij inv.nr.359, met andere woorden 169 kloeke delen van een gemiddelde dikte van 10-18 cm en een enkel resolutieboek nog een graadje dikker zelfs. Per deel een gemiddeld aantal van rond de 50 pagina’s hetgeen in concreto betekent dat het hier gaat om ca. 8500 folio’s historische informatie.

Wie niet binnen het gebied van de Meierij van ’s-Hertogenbosch woont in een van de vier Meierijse kwartieren Peelland, Kempenland, Oisterwijk en Maasland zal met deze sterk streekgebonden digitale bewerkingen misschien niet veel [kunnen] doen en deze ‘Resoluties van de Raad van State’ niet zo snel raadplegen, maar het is goed om te weten dat het hier gaat om overheidsarchieven die de hele Republiek der Verenigde Nederlanden bestrijken, vooral toegespitst op de generaliteitslanden en de Zuidelijke Nederlanden, dus ook boeiende informatie m.b.t. de Baronie van Breda, het land van Cuijk, het markiezaat van Bergen op Zoom e.d.

Men vindt er o.a. informatie over bv. alle vestingsteden met forten en schansen in den lande van noord naar zuid van Bourtange naar Sluis in Zeeuws Vlaanderen of Maastricht in het Limburgse, militaire functionarissen van soldaat tot generaal, ingenieurs, aannemers en opzichters van vestingwerken, kerkelijke functionarissen als predikanten en roomse geestelijken uit die periode en hun aanstellingen, rekesten van regenten of individuele inwoners van de afzonderlijke plaatsen, pachters van allerlei imposten, buitenlandse betrekkingen en functionarissen, activiteiten van rentmeesters van geestelijke goederen of rentmeesters van bepaalde geestelijke instellingen als gasthuizen, fundaties e.d., schoolmeesters.

Maar ook bouw en reparatie van water- en windmolens molenhuizen en pachthoeven die sinds 1648 aan het land toebehoorden, oude kapellen die als schoolhuis werden ingericht, tijdens oorlogsjaren sowieso allerhande militaire informatie m.b.t. munitie, artillerie, zeeslagen, regimenten, compagnieën, garnizoenen, kruitmagazijnen, commandanten, gouverneurs, verplaatsingen van troepen, militaire hospitalen, rapporten van de landsadvocaten rond bepaalde processen, aanleg van wegen en andere infrastructurele projecten, grensconflicten tussen gemeenten en noem maar op. Het is dus historisch gezien een uitzonderlijk interessante bron!

Ze zijn allemaal te raadplegen op mijn eigen website www.henkbeijersarchiefcollectie.nl  onder de bhic-bestanden, maar ook op de BHIC-site zijn ze te raadplegen en op plaatsnaam en/of trefwoord te doorzoeken.

Geschreven door: 
Henk Beijers

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
Neem een kijkje in een veldhospitaal in 1746
- Feest in Den Bosch in 1744 valt letterlijk in het water

De beste verhalen via e-mail ontvangen?

woensdag 20 januari 2016

Gevecht met het water

...een kaart van het Hoog Hemaal uit 1680 toont het gebied dat tot dit waterschap behoorde, met de stad 'Osch''...
We maken een sprong van meer dan 690 jaar terug in de tijd, naar de middeleeuwen. Naar 1325 om precies te zijn. We blijven wel dichtbij huis, in de Brabantse Maaskant. Daar is hard gewerkt aan de beteugeling van de Maas: van Dordrecht tot voorbij Megen liggen er in 1325 dijken langs de Maas.

Er is ook een afwateringssysteem gecreëerd. Een netwerk van sloten en de pas gegraven Hertogswetering brengen het teveel aan regenwater naar Gewande, waar het via een sluis uitstroomt in de Maas. Behalve wanneer het rivierpeil te hoog is, want dan worden de sluisdeuren gesloten en kan het water er dus niet uit. Windmolens en gemalen zijn helaas nog toekomstmuziek.

Het gevecht met en tegen het water gaat niet vanzelf. Dijken en sluizen moeten worden onderhouden en sloten op diepte gehouden. Daar horen bindende afspraken bij, niet alleen voor het eigen dorp, maar ook met een hele regio. De grondeigenaren moeten de klussen opknappen. Wie dat niet doet, wordt gestraft! In Orthen, Rosmalen en Nuland zijn ze al zo ver. Daar bestaat sinds 1309 de Polder van der Eigen, bestuurd door zeven heemraden, afkomstig uit de drie dorpen. Het polderbestuur is ingesteld door hertog Jan II van Brabant, die alle afspraken heeft laten vastleggen in een perkamenten oorkonde of charter.

Ook In Lith en Lithoijen, en in het laaggelegen noorden van Geffen en Oss wordt de noodzaak gevoeld van een regionale aanpak van het waterprobleem. Inmiddels zijn de dorpsbestuurders zeker gaan buurten in de Polder van der Eigen en willen zij ook zo’n charter.  Op 27 november 1325 krijgen zij dat van hertog Jan III van Brabant. Ook hier worden zeven heemraden aangesteld: twee uit Lith, Lithoijen en Oss, en een uit Geffen. De polder krijgt pas later een naam: het Hoog Hemaal. Een hemaal is een omheinde plek waar recht wordt gesproken en bestuurd, en tevens het gebied dat onder dat bestuur valt. En waarom ‘hoog’? Vanaf 1349 vormen de Maasdorpen Alem, Maren en Kessel ook een regiopolder, het Laag Hemaal; ‘laag’, omdat deze polder benedenstrooms van het andere hemaal ligt, dat dus net iets hoger ligt en Hoog Hemaal wordt genoemd.

Het Hoog Hemaal heeft bestaan tot ver in de twintigste eeuw. Al die tijd hebben de polderbestuurders uit Geffen, Lith, Lithoijen en Oss niet kunnen bevroeden dat zij ooit deel zouden uitmaken van de ene grote gemeente Oss!

Dit verhaal verscheen eerder in Brabants Dagblad

Geschreven door: 
Henk Buijks

Vind je dit interessant? Lees dan ook: 
- Komt de Beerse Maas terug?
- De Hertogswetering

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




maandag 18 januari 2016

Naast het spitten ook tijd voor ontspanning in "jeugdwerkkamp voor werkloozen"

...Het werkkamp De Baast te Oostelbeers was gelegen nabij Oirschot aan het Wilhelminakanaal...
Om aan de problemen van de jeugdwerkloosheid het hoofd te bieden, werden in heel Nederland in de jaren 1930-1940 jeugdwerkkampen van diverse signatuur opgericht. Ook kon persoonlijk initiatief, politieke lobby en eigenbelang aan de basis liggen van een jeugdwerkkamp. Een in 2016 openbaar geworden dossier uit het archief van de Familie Van de Mortel - de la Court bij BHIC, getuigt daarvan.

Een markant en gedreven persoon was het wel, mr. Jan B.V.M. van de Mortel, burgemeester van Noordwijk. Na het overlijden van zijn neef Jhr. mr. Arnold de la Court was hij in 1932 de nieuwe eigenaar geworden van landgoed de Baast in Oostelbeers. Ongetwijfeld was hij als inspecteur van de werkverschaffing in Noordwijk zeer betrokken bij de zorg voor werklozen in die tijd, maar hij zag er ook een kans in om het pas verworven landgoed in Noord-Brabant te ontginnen met flinke subsidie uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Een mooie klus voor werkloze jongeren, al die spitwerkzaamheden, het rooien van stobben en een deel van het landgoed ‘De Baast’ om toveren tot bouw- en grasland.

Als burgemeester van Noordwijk nam hij ook opzienbarende initiatieven. De eerste bloembollenplantdag op 13-10-1937 stond op zijn naam en hij zette zich in voor een groot project duinverfraaiing als object van werkverschaffing. Door bebossing van duinen en het planten van bloembollen in kleurrijke mozaïeken konden toeristen nog eerder in het seizoen naar de bloembollenstreek worden gelokt. Hij droomde van grote bloemencorso’s. Verder had hij hele goede contacten met het Nederlandse en Belgische koningshuis. De Belgische kroonprins Boudewijn en zijn zus kwamen regelmatig bij zijn gezin op zijn villa in Noordwijk logeren.

Typerend voor Jan van de Mortel was zijn weerzin om als burgemeester onder de Duitse Bezetter te dienen en dat stak hij niet onder stoelen of banken. Meer over zijn kleurrijke levensloop kun je lezen in de inleiding op toegang 305 Familie Van de Mortel – De La Court, 1384-1978 op www.bhic.nl

Lobby
Een nu openbaar geworden vertrouwelijke brief van de Hoofdinspecteur voor de werkverschaffing van het ministerie van sociale zaken Meijer de Vries aan Rector G. Bannenberg, secretaris van de Nationale RK Commissie voor Jeugdwerkloozenzorg te ’s-Hertogenbosch van 27 september 1935 geeft een goed inzicht in de lobby in die tijd. Er werd ook een barak aangeboden: ‘Ons Departement heeft nog de beschikking over een uitnemende barak, die bestaat uit vier slaapzalen voor 24 man met vier telkens aangrenzende groote zitkamers. Deze barak zouden wij net als bij de Prot. Christelijke Centrale gratis en franco geheel op het terrein in Noord-Brabant kunnen afleveren’.

..."Ik had nu gedacht dat hier wellicht een kamp voor Jeugdwerkloozenzorg kon komen...
Eind januari 1936 arriveerden de barakken per schip en werden gelost aan de kanaaldijk, een hele operatie, die ondersteund werd door Rijkswaterstaat. Ook kwam er een dam als uitweg voor het kamp naar het kanaal bij Oirschot.

Opening op 4 mei 1936
Op 4 mei 1936 werd het jeugdwerkkamp officieel geopend. De minister van sociale zaken mr. M. Slingenberg kwam in hoogsteigen persoon en liet een werkkamp op de Hoge Veluwe door zijn plaatsvervanger Meijer de Vries openen.


Na de openingsplechtigheden op 4 mei gaf Jan van de Mortel een koffietafel op huize Baast voor de genodigden.
...Groepsfoto van het eerste kamp, genomen door één van de broeders van de kampleiding, mei 1936... 
’s Avonds was er ook tijd voor ontspanning: kaarten, voetbal, muziek maken en werden er voordrachten in het eigen dialect gehouden. Er was zelfs een kampblad op Baast. Eén exemplaar van dit blad is bewaard gebleven. Naast luchtige aangelegenheden, kwamen daar ook serieuze zaken aan de orde.


Blijkbaar was de relatie tussen Jan van de Mortel en de jongeren goed. Op 16 juni 1936 werd de familie Van de Mortel op een Bonte Avond gefêteerd. En Van de Mortel moet ook een goede relatie met de kok hebben gehad. Er zitten een paar ongedateerd briefjes in het dossier ‘Frits vertelde dat u zoo graag eens soep (snert) gebruikte, een schitterende gelegenheid nu U zoo alleen op ’t kasteel uw maaltijd gebruikt. ‘Smakelijk eten’. Ook een briefje in het Frans, waarbij Van de Mortel ter gelegenheid van zijn verjaardag ijs van eigen fabricaat wordt aangeboden. Dat ijs werd in Afrika ‘glace Fathma favorite!’ genoemd.

Naar jeugdwerkkamp De Witte Bergen
Op 3 oktober 1939 kreeg Jan van de Mortel te Noordwijk een brief van het ministerie van sociale zaken dat het barakkenkamp een dezer dagen door het Departement van Defensie ten behoeve van militaire doeleinden in beslag was genomen en overgeplaatst naar elders en dat het jeugdkamp op ‘De Baast’ moest worden opgeheven. De jongens gingen over naar het jeugdwerkkamp ‘De Witte Bergen’ onder Oirschot. De werkzaamheden op het landgoed en het terrein waarop het jeugdkamp had gestaan, konden nog via de werkverschaffing worden voortgezet tot in 1940.

...Nieuwe Tilburgsche Courant van 19-9-1939...

Geschreven door:
Annemarie van Geloven

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Bij de brandweer
- Paniek op de Zeedijk van Oijen

De beste verhalen via e-mail ontvangen?











vrijdag 15 januari 2016

Dienstmeid steekt paard met hooivork dood


...deze foto staat los van de gebeurtenissen met het paard in dit verhaal...
Wie een dier mishandelt, wordt bestraft. Dat vinden wij nu heel normaal, maar dat was vroeger niet zo vanzelfsprekend. Twee eeuwen geleden bijvoorbeeld werd er best wel eens een straf uitgedeeld aan iemand die een dier dusdanig toetakelde dat het niet meer verder kon of dood ter aarde neerviel. Maar de reden van die straf was geen algemeen gedragen gevoel van medelijden met het dier zelf. 

Het ging in ieder geval om een dier van een ander. Wat je met je eigen vee en huisdieren deed, daar bemoeide niemand zich mee. En het ging om dieren die een bepaalde economische waarde hadden. Een mooi voorbeeld van strafrecht waarbij een dier slachtoffer was, maar de straf vooral een genoegdoening diende te zijn voor de eigenaar van het dier, is het geval van de dienstmeid en het ruinpaard, een gecastreerde hengst.

In Grave moet de politierechter zich op 3 oktober 1811 uitspreken over een kwestie waarin een paard het leven had gelaten. Dat het werkpaard dood is, is een strop voor boer Johan Verkuylen uit Uden. Het is allemaal de schuld van Mechel van den Burg. Dat is de dienstmeid van een andere boer, Kobus van der Logt. Blijkbaar was de ruin van Verkuylen, ondanks dat ie gecastreerd was, niet zo makkelijk in de omgang. Of had Mechel gewoon een slecht humeur gehad, die woensdag de 28e augustus? Feit is dat ze de gaffel, de hooivork, had gepakt en eens flink had gestoken naar het arme beest. ‘In weerwil van aangewende geneesmiddelen’, zoals het zo mooi wordt omschreven in het vonnis, is de ruin aan zijn verwondingen overleden.

Twee mensen staan er terecht. Machel zelf, maar ook haar baas, boer Kobus. De rechter acht het feit bewezen en verwijst naar de Code Penal, het wetboek van Napoleon, dat in 1811 – Nederland was ingelijfd bij Frankrijk – gold. Wie de dood van andermans vee op zijn geweten heeft, wordt gestraft. En dus krijgt Machel een boete. Of ze maar even elf francs wil betalen. Dan is haar baas aan de beurt. Die komt er niet met een armzalige boete van af. 

Het mag dan zo zijn dat Machel de gaffel had opgepakt, de baas is verantwoordelijk. En dus bepaalt de Graafse rechter Krieger dat boer Kobus schadevergoeding moet betalen aan Verkuylen. Krieger vindt wel dat Verkuylen de waarde van zijn ruin schromelijk heeft overdreven. En dus hoeft Kobus geen 217 francs te betalen, maar ‘slechts’ 180. Plus de gerechtskosten: 37 francs en 70 centimes. En Machel, komt die er met haar lage boete vanaf? Niet helemaal. De rechter verbiedt haar ook om zoiets ooit nog eens te doen…


Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
Vind je dit interessant? Lees dan ook:
De Slag van Lekkerbeetje
Udense soldaat veroordeeld voor desertie

De beste verhalen via e-mail ontvangen?




woensdag 13 januari 2016

Beziet U Selve! (en andere huisnamen in Grave)

...genaamt beziet U Selve...
Beziet U Selve, Den Dorstigen Ruijter of De Kattecraam. Het zijn nog maar een paar voorbeelden van de namen van huizen die onderzoeker Wim Jaegers aantrof in het Graafs archief. Bij de taxaties voor belastingen op woningen staat keurig genoteerd welke naam het betreffende huis droeg.

Hoe overzichtelijk moet die tijd zijn geweest? Een tijd waarbij het voldoende was als je de naam en de woonplaats op een envelop zette en dat de brief dan tóch wel aankwam? Want iedereen wist elkaar te vinden. En wilde je zeker zijn dat je gevonden werd, dan gaf je je huis een naam. 

In de schepenprotocollen Grave 1753-1801 (toegangsnummer 7041) trof onderzoeker Wim Jaegers diverse namen voor huizen in Grave aan en zette ze op een rijtje. Samen met de straat en de naam van de eigenaar van het huis. Voor een deel zijn de namen terug te vinden in de “Geschiedenis van de Graafse straten”, een uitgave van stichting Graeft Voort en geschreven door Leny van Lieshout. Maar een dergelijk overzicht ontbrak tot nu toe.
...het Bitterhuijs...
De namen van een huis werden meestal uitgebeeld door bijvoorbeeld een uithangbord, gevelsteen of figuren die op een luifel werden geplaatst. Bij Swart Leeuwke of de Valck moet dat niet al te moeilijk zijn geweest maar je vraagt je af hoe dat er uit moet hebben uitgezien met namen als het Endt van de Weereld of het Camerick. Benieuwd naar alle namen en hun eigenaren? Kijk dan hier naar het totale overzicht.

Geschreven door:
Marilou Nillesen

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
De beste verhalen via e-mail ontvangen?



maandag 11 januari 2016

Tragische lijkroof gesneuvelde soldaat in 1940

In Zijtaart in de gemeente Veghel staat langs de Zuid-Willemsvaart sinds 1941 een oorlogsmonument voor zes Nederlandse militairen van het 17e Regiment Infanterie, die al één dag na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, op 11 mei 1940 in de strijd tegen de Duitse bezetter zijn gesneuveld. Meer over deze gevechtshandelingen kun je lezen op deze website.


Soldaat Piet Vogelsangs uit Bakel
Onderaan op dit monument staat de naam van de 27-jarige soldaat P. Vogelsangs. Ook in Gemert staat de naam van Piet Vogelsangs op het herdenkingsmonument, op de spiraal onder de witgranieten Vredesmaagd.

Piet (Petrus Antonius Albertus) Vogelsangs was geboren op 22 november 1912 te Sambeek. Zijn vader was Johannes Vogelsangs en zijn moeder Huberdina P. Arts. Hij woonde en werkte bij zijn ouders op de boerderij in Bakel in de buurtschap Overschot, maar had daarvoor ook elders als boerenknecht gewerkt. Of hij een vriendin had of verloofd was, weten we niet, maar hij was niet getrouwd. Zijn graf bevindt zich op de RK begraafplaats te Bakel.
 ...https://oorlogsgravenstichting.nl   RK begraafplaats te Bakel, vak/rij/nummer 2...
Over wat er met het stoffelijk overschot van de op 11 mei 1940 gesneuvelde soldaat Piet Vogelsangs gebeurde, gaat dit verhaal. Een openbaar geworden strafzaak in hoger beroep voor het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch uit 1940, geeft aan de hand van de verklaringen van getuigen en de verdachte een kijk op wat er zich afspeelde, die 1e Pinksterdag op 12 mei.

Uit een proces-verbaal van de gemeentepolitie van Veghel van 24 mei 1940, blijkt dat het stoffelijk overschot van Piet Vogelsangs ’s avonds op 12 mei 1940 is overgebracht naar het lijkenhuisje op het RK kerkhof te Eerde onder Veghel. Het was de rijksveldwachter in Veghel op die 1e Pinksterdag omstreeks 8 uur verteld dat het zakhorloge dat de soldaat bij zich droeg, zou zijn ontvreemd. Hoe hij aan deze informatie kwam, vertelt het proces-verbaal niet, maar geruchten kunnen snel gaan in een kleine gemeenschap… Bij de kistlegging van het stoffelijk overschot op 14 mei werd geconstateerd dat er nog een stuk horloge ketting aan het horlogezakje in de broek van de overledene hing en dat er geen horloge meer in zat. Tijdens de begrafenis op 15 mei op het RK kerkhof in Eerde informeerde de veldwachter bij de familie of hun zoon een horloge bij zich had gedragen, waarop zij bevestigend antwoordden. Vraag was of het horloge vóór of na het overlijden van de soldaat ontvreemd was. De politie probeerde verdachte uit zijn tent te lokken. Op 17 mei was er door de burgemeester van Veghel in overleg met de Duitse autoriteiten een bekendmaking uitgevaardigd over de onmiddellijke aangifte van gewonde soldaten, lijken van soldaten en militaire uitrusting. Een exemplaar hiervan werd diezelfde avond nog door de politie bij het ouderlijk huis van de verdachte thuis uitgereikt en mondeling toegelicht. Maar dit was blijkbaar geen reden voor verdachte om het horloge van de gesneuvelde soldaat meteen aan te geven…


Verdachte en zijn vader kregen het blijkbaar toch een beetje benauwd en zochten trucs om de verdenking bij de politie weg te nemen. De vader van verdachte kwam op zondag 19 mei twee doosjes scherpe geweerpatronen bij de politie inleveren, waarover hij verklaarde ‘dat hij deze had gevonden in de omgeving van zijn woning’. Toen op dinsdag 21 mei de politie de verdachte met vader en zijn zussen in de buurt van de boerderij in de gaten hielden, riep de verdachte tegen de politie ‘dat hij nog militaire goederen in zijn bezit had’. Die zouden door iemand uit Veghel op een zandweg zijn neergelegd en verdachte had deze bij hen in de stal gelegd. Verdachte overhandigde toen aan de ene politieagent een paar onderdelen van een machinegeweer en een leren patroontas. De andere politieagent vroeg toen weer aan verdachte of hij soms nog meer goederen van militairen in zijn bezit had, waarop hij ontkennend antwoordde. ‘Alstoen vroegen wij verbalisanten, om ons het horloge ter hand te stellen hetwelk hij had ontvreemd van den Hollandschen soldaat Vogelsangs die was gesneuvelde nabij de Boterpad vlak bij hem in de buurt. Hierop antwoordde de verdachte ‘O ja die heb ik nog en die zal ik wel even halen, waarop hij bedoelde horloge van een opkamer uit zijn woning haalde, en aan ons verbalisanten overhandigde’.

 ‘Ik zal het maar vatten, want als ik het niet vat, dan vat het toch een ander ‘

De politie stelde nu een officieel onderzoek in. Getuigen werden op 22 mei door de politie verhoord. De 65-jarige buurman van de verdachte, verklaarde dat hij zich met verdachte en nog vijf andere mannen (buurtbewoners en broers verdachte) op 1e Pinksterdag 12 mei 1940 omstreeks half 7 ophield op het Boterpad in de buurtschap Doornhoek onder Veghel. Ze hadden horen zeggen dat er ter plaatse een soldaat was doodgeschoten, en dat deze daar in een weiland lag. Op een afstand van ongeveer 9 à 10 meter zagen zij in een sloot langs een weiland een persoon liggen in soldaten uniform. De soldaat lag geheel bebloed op zijn rug dood in de sloot. Een paar meter van die dode soldaat lagen twee zakboekjes, welke door de andere mannen die bij hem waren, werden opgeraapt en bekeken. Wat ze er verder mee hebben gedaan, weet hij niet. Toen zij allen bij de dode soldaat stonden, zag hij dat verdachte een horloge uit het horlogezakje van die dode soldaat haalde en het horloge even bekeek. Aan het horlogezakje hing nog een stuk van de een horlogeketting, die vermoedelijk van te voren stuk was. Hij had niet gezien dat verdachte de horlogeketting heeft stukgetrokken. De verdachte stak het horloge in zijn zak en is met zijn broers naar huis gegaan.
Een andere getuige uit het gezelschap meldde dat één van de zakboekjes toebehoorde aan soldaat Petrus A.A. Vogelsangs uit Bakel. Hij was nog even een eindje doorgelopen om te kijken of er nog meer dode of gewonde soldaten lagen, maar had verder niemand aangetroffen. De broer van verdachte verklaarde dat de sloot, waarin de soldaat werd aangetroffen, geheel droog was.

Alle verklaringen wezen één verdachte aan, de 34-jarige boer uit Veghel. Hier kunt u een fragment lezen uit de verklaring van de verdachte zelf:


Bij het invoegteken staat in de marge:


De burgemeester van Veghel die op verzoek van de Officier van Justitie inlichtingen over de verdachte verschafte, gaf aan dat hij geen dronkaard was en niet onder invloed was van sterke drank tijdens het vergrijp. Hij stond in de gemeente niet ongunstig bekend, en zijn financiële toestand was niet slecht. Hij was niet getrouwd en woonde bij zijn vader, die eigenaar was van een boerderij.

Vonnis Arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch: schuldig aan diefstal en gevangenisstraf 2 jaar

Op dezelfde dag dat het proces-verbaal was opgemaakt, op 24 mei, werd verdachte door de politie voorgeleid aan de Officier van Justitie en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Den Bosch. Op 20 juni moest hij verschijnen voor de Arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch. Het vonnis van de rechtbank werd op 4 juli 1940 uitgesproken: schuldig aan diefstal en een gevangenisstraf van 2 jaar. Een zeer strenge straf werd gerechtvaardigd omdat hij zelfs na de uitreiking van de bekendmaking van de burgemeester van 17 mei bij hem thuis niet uit zich zelf aangifte van het horloge had gedaan. De brief van de Reclassering aan de Rechtbank van 14 juni 1940, die verzachtende omstandigheden voor verdachte aanvoerde, had niet tot strafvermindering geleid. Hier een fragment uit deze brief. ‘Hoe onsympathiek lijkroof ook is’ en ‘Fijngevoeligheid, maar dit is veelal niet de hoofddeugd van een boer’. Hier een fragment uit deze brief:


  In hoger beroep bij het Gerechtshof

Op 26 augustus 1940 ging de veroordeelde in hoger beroep bij het Gerechtshof in Den Bosch. Zijn raadsman voerde familieomstandigheden als verzachtende omstandigheden aan in zijn brief aan de Edel Groot Achtbare Heeren. In het procesdossier van het Gerechtshof treffen we daarnaast brieven aan van oude werkgevers, die ontlastende verklaringen over het gedrag van de schuldige van vóór zijn veroordeling aflegden. Deze varieerden van ‘een sterk en ijverig werkman op wiens gedrag hij niets wist aan te merken, terwijl hij speciaal op het gebied van oneerlijkheid zelfs geen spoor heef kunnen ontdekken’ tot ‘als melkrijder bij de stoomzuivelfabriek gedurende acht jaar, een zeer eerlijk man, al de gelden der leden heeft afgedragen, dat al die jaren op geen enkele wijze op genoemde is aan te merken’.

Ook al bleef de jonge boer schuldig aan de diefstal, uiteindelijkheden leidden de omstandigheden van de dader tot een half jaar strafvermindering.
Hier een fragment uit het arrest van het Gerechtshof op 9 september 1940


Ik moet even terugdenken aan de woorden van de Reclassering in 1940.

Geschreven door:
Annemarie van Geloven

Vind je dit leuk? Lees dan ook:
- Bij de brandweer
- Paniek op de Zeedijk van Oijen

De beste verhalen via e-mail ontvangen?



NOOT: In aansluiting op de reactie van Marc van den Berkmortel, hierbij een krantenartikel uit de Tilburgsche Courant van 28 mei 1940 over de horlogeroof: